De inhuldiging van bisschop Damianus in 1775 in Roermond

  Zie ook:

Pastoor van Daell beschrijft in zijn dagboek de inhuldiging van bisschop Damianus van Hoensbroek. Deze bisschop, stammende uit Limburg en uit een zeer oud adellijk geslacht, was in tegenstelling met velen van zijn voorgangers niet vies van ceremonies en pracht en praal. We volgen hier het verslag met de 18e eeuwse spelling van van Daell van dit feestje:

Op den 30 Sept., zijnde die der inhuldiging is des morgens ten 8 ure van hier naar het kasteel Hellenraedt, waar de bisschop 's daags te voren bij zijn broeder was afgestapt, vertrokken een schoone cavalcade, bestaande uit twee Compagnien borgers, allen te paard en in het blauw (de kleur van Gelderland) gekleed, met eenen trompetter voorop, dewelke allen zoo goede orde hielden en zoo wel gemonteerd waren, dat de vreemde toeschouwers meenden, dat zij werkelijke militairen waren.
De kerkdienst begon ten half negen en ten half tien is de stoet uit de kerk getrokken, om den bisschop tot aan de stadspoort tegemoet te trekken. De koster gaf het teeken met de groote klok en aanstonds begonnen alle klokken der stad samenderhand te luiden. Vooruit marcheerden twee en twee al de armen van het hospitaal-generaal, waarna volgden de studenten van de kleine scholen met hunnen standart, vergezeld door hunne respectieve professoren; na dezen volgden twee en twee de studenten van den cursus der philosophie uit het seminarie; dan volgden de Kruisheeren, de Minderbroeders en dan de theologanten uit het seminarie, gekleed in hunne superplies; hierna al de wereldsche priesters der stad en eindelijk de kanunniken en vicarissen der stad, en de kapitteldeken, gekleed in een witte koorkap en dragende het zilveren kruis van het hoogaltaar. Dan kwam het bisschoppelijk baldakijn, gedragen door vier studenten in de theologie, gevolgd door den magistraat der stad "in corpore."
Komende aan de Venloosche poort, is de stoet tuschen de twee poorten blijven staan wachten. Na enkele minuten verscheen het hoofd der uitgezonden cavalcade in zicht en passeerde de processie in de beste orde. Daarop volgde met haren kapitein aan het hoofd eene Compagnie te voet, bestaande uit de leden van het eerzame ambt der kolendragers, in uniform gekleed en in de beste houding; deze lieden noemde men de bijlmannen. Daarna verscheen met haren kapitein de schutterij, in het blauw gekleed, zeer schoon om te zien. Deze twee Compagnien voetgangers hadden, eenige honderd passen voor de barriëre der stad, post gevat en lieten de rijtuigen, waarin de bisschop met zijn gevolg gezeten was, voorbij passeeren. Deze rijtuigen waren twee in getal, elk bespannen met zes paarden; in de eerste koets zaten vier broeders van zijne Hoogwaardigheid, in de tweede de bisschop en zijn secretaris, de heer Theunissen.
Uit, de koets getreden zijnde, werd bisschop Hoensbroeck aangesproken en gecomplimenteerd, in naam des kapittels, door den heer "deken capituli" en nadat de bisschop daarop geantwoord had, gaf de heer deken het kruis aan zijne Hoogwaardigheid te kussen. Hetwelk geschied zijnde, trad de bisschop onder het "baldachinum", hetwelk werd geëntoureerd door eenige leden der schutterij. Achter het "baldachinum" hielden zich de broeders van zijne Hoogwaardigheid en de magistraat der stad in corpore. Men retourneerde overigens gelijk men gekomen was. Aan het klooster der Ursulinen (aan de Swalmerstraat) trad de bisschop, gevolgd door de clergie, de kerk binnen. Eenige Soldaten van het garnizoen der stad hielden hier de wacht en beletten het volk binnen te dringen. Hier kleedde zich de bisschop in pontificaal gewaad, onder het spelen der muziek van eenige heeren uit Roermond. Daarna trok men naar de kathedrale kerk door verscheiden schoone triomfbogen en arken door de burgers gemaakt, de huizen waren allerwege gesierd met chronicums en gelukwenschen. De straten en huizen waren opgepropt van menschen, burgers en buitenlui.
Aan de kerkdeur bood de heer deken het wijwater aan den bisschop en de muziekanten hieven het Te Deum laudamus met groot orkest aan. De bisschop legde den eed af voor het altaar van het H. Sacrament en werd aan voor het hoogaltaar geleid, waar de overige ceremoniën volgens het Pontificale romanum verricht werden. Daarna werd hij plechtig naar zijn hof gevoerd waar hem door de stad eerewijn werd aangeboden. Aan de feestdisch die daarop volgde waren tachtig personen aangezeten, onder welke de kanunniken, de leden van het keizerlijk hof vele edellieden en de schepenen der stad. Praalbogen, eerepoorten en inschriften zag men allerwege, des avonds was de stad schitterend verlicht en de magistraat gaf een bal op het stadhuis, dat tot in den vroegen morgen duurde. Des anderen daags noodigde de bisschop al de kapelanen en benieficianten der stad aan tafel.

 

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"