Toelatingsexamen bij sollicitatie naar onderwijzer

In het voorjaar van 1824 moest je bij de sollicitatie naar ondermeester bij de stadsschool van Sittard het volgende toelatingsexamen doen waarna de beste kandidaat gekozen werd aan de hand van de antwoorden. (Spiegel van Roermond 1994 pag. 73)

Over opvoeding en Onderwijs.

  1. Wat is in het kort de wezenlijke taak van een goed schoolonderwijzer?
  2. Wat wordt van een opvoeder der jeugd voornamelijk vereist en wat heeft hij bij de omgang met de jeugd wel in acht te nemen?
  3. Welke leerwijze is in openbare scholen wel de doelmatigste en waarom?
  4. Door welke bijzondere middelen leert men op de Nederduitse scholen de kinderen de letters met haar sloklanken en het spellen? waarop moet men de kinderen bij het lezen voornamelijk doen acht geven en waarop moet men bij het onderwijzen van kinderen hoofdzakelijk letten?
  5. Wat heeft een onderwijzer wel te doen om aan het ene leervak niet te veel en aan het ander niet te min tijd te besteden?
  6. Mag een onderwijzer ook straffen? Zo ja, wanneer en waardoor doet hij dit dan?
  7. Daar een onderwijzer alle goede hoedanigheden bij de kinderen moet bevorderen en alle slechte aangewoonten bij hem tegenwerken en uitroeien moet, zult gij de voornaamste goede en hoofdzakelijkste kwade hoedanigheden die men bij kinderen pleegt aan te treffen wel weten op te noemen? Zo ja, doe zulks dan eens.
  8. In welke hoofdbetrekking staat een ondermeester tot zijn hoofdonderwijzer?

Taalkunde

  1. Wat is en wat leert de spraakkunst in het algemeen?
  2. Hoeveel soorten woorden zijn er in de Nederduitse taal en wat is in het kort elk in het bijzonder?
  3. Verbeter onderstaand opstel:
    Meine goden vrint, verbetert en ontleed dezen obstel met taalvauten in worden en na scheit en sinteken, imant die dit nit kent kan onse schoen nationael modertael nit zoo als een got scholonderweiser die behoord te konnen en te leren.
  4. Qu'est ce que la grammaire francaise et la syntaxe?
  5. Combien y a t'il des genres, articles et des cas dans la langue francaise? Et quel rapport ont ils et a leur substantif?
  6. Quot sunt partes orationis lingua Latinae?
  7. Was lehrt die Hochdeutsche Rechtschreibung? Worauf gründen sich die Regeln der rechtschreibung dieser Sprache? Welche und wie viele sind die Namen der Unterscheidungszeichen in der Deutschen Sprache?

Rekenkunde

  1. Wat is de rekenkunde in het algemeen, hoeveel soorten der gemene rekenkunst zijn er in het bijzonder en wat leert men bij elk in het kort?
  2. Wat is een rekenbreuk in het algemeen en welk onderscheid is er tussen tiendelige en gewone breuken? Breng de breuk 75/100 tot haar kleinste benoeming van een gewone breuk en tot een tiendelige breuk eens gulden.
  3. Welke rekensaard behoort een onderwijzer tegenwoordig wel in het bijzonder goed te kennen en op scholen te onderwijzen? En waarom?
  4. Wat leert ons de regel van drieën?
  5. Als een mud van het nieuwe matenstelsel 21 gulden en 75 cent kost, hoeveel kosten dan 9 lasten 5 schepels en 7 maatjes van hetzelfde matenstelsel?

Aardrijkskunde

Wat en hoe velerlei is de aardrijkskunde en wat leert wel ieder hoofddeel daarvan kort in het bijzonder?

Geschiedkunde

Wat is de geschiedkunde in het algemeen en welke geschiedenis behoort men wel in de middelste en welke op de hoogste klasse op de lagere scholen in het bijzonder voornamelijk aan te bieden?

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"