Het godsdienstige leven in Staats-Zuid-Limburg in de 17e en 18e eeuw

  Zie ook:

Inleiding

Tegenwoordig kennen we Zuid-Limburg als een streek waar de invloed van vroeger van het katholicisme nog zeer zichtbaar is. Vooral de talrijke wegkruisen en kapelletjes springen daarbij in het oog. Dat is des te opvallender als je je realiseert dat een groot deel van dit gebied van 1632-1794 bij het protestantse Nederland heeft gehoord, en na een korte tussenpoos van 20 jaar Franse tijd ook daarna weer opnieuw voor het grootste deel bij Nederland hoorde. Waarom is dan daar de invloed van de katholieke kerk nog steeds zo groot, in tegenstelling tot het calvinistische karakter van een groot deel van Nederland ten noorden van de grote rivieren? Sommigen zullen zeggen dat dat door de volksaard komt (Brabanders en Limburgers), maar dat argument lijkt toch niet zo heel sterk. Zeker niet als je je realiseert dat bijv. de beeldenstorm in dat deel van de Nederlanden minstens net zo hevig was dan in vele andere delen. Roermond bijv. heeft ook een echte beeldenstorm gehad en deze stad had jarenlang weinig op met de inquisiteur Lindanus, die ze van boven af opgelegd kreeg om het katholicisme weer een sterke plek te geven. Maar waarom is uiteindelijk dan toch het katholicisme hier belangrijk gebleven?

We moeten ons proberen een voorstelling te maken wat de gewone man allemaal overkwam in de 16e eeuw. Hagepreken waren enorm populair, onder alle lagen van de bevolking. De weerzin tegen kerk en klooster was er minstens net zo groot als in andere streken. De pastoor had veel te vertellen (volgens bijv. verhoren van ketters, die zich zelf wilden vrijpleiten) maar was vaak corrupt en speelde onder een hoedje met overheidsambtenaren. De voedingsbodem voor het protestantisme was groot. Kloosters waren rijk, ook invloedrijk, en bij tegenspoed werd er afgunstig naar de monniken gekeken. Toen kwam Alva. Hij kende geen pardon. Gevolg was dat het grootste deel van de bovenlaag van de protestanten naar Duitsland vluchtte, naar streken waar de overheid de nieuwe godsdienst zelfs stimuleerde. De rest werd opgepakt en vaak terechtgesteld. Dat veroorzaakte bij de bevolking vooral angst.

Enkele jaren later kwamen de geuzen van Willem van Oranje. De burgers in de steden wisten niet wat te doen, zouden ze dan nu echt bevrijd worden van de Spanjaarden? Maar als Alva dan weer terug kwam? Ze hielden dus soms stand, maar ook werden steden ingenomen, en vervolgens door de hongerige soldaten van Oranje geplunderd (1572 Roermond). Dat deed de protestantse zaak natuurlijk geen goed. Even later kwamen inderdaad de Spanjaarden terug en heroverden weer grote gebieden. Ook dat ging weer met grote plunderingen gepaard, vooral Maastricht moest het ontgelden in 1579. Niet veel later, in 1584, waren de geuzen opnieuw actief. Nu keken de steden wel uit. Roermond hield stand en werd later door de Spanjaarden de hemel ingeprezen om zijn standvastigheid. Tot Nijmegen veroverden de Spanjaarden vervolgens het hele gebied terug, alleen Venlo bleef nog tot 1585 in handen van de geuzen. Na het vertrek van Alva werd het klimaat milder.

Tot 1598 waren er wel nog voortdurend schermutselingen in deze streken. Vanaf dat jaar werd het nu echt beter. Langzaam sloten muitende soldaten zich aan bij de Spaanse troepen. In 1609 werd zelfs een voorlopig bestand met de Noordelijke Nederlanden gesloten. Protestanten waren in deze streken nog steeds niet gewenst, maar ook alle uitwassen van het katholieke geloof werden nu stevig bestreden. En er begon een massale campagne, met vooral kinderbijbels en regels m.b.t. de openbare orde. Na al de woeligheden van de oorlogen wilden de mensen niets liever. Iedereen ging weer braaf naar de kerk. Alle oude tradities werden in ere hersteld, en er werd steng gelet op de gedragingen en vooral ook het zedelijk leven van de geestelijkheid. Zij moesten een voorbeeld zijn. De kerkelijke rechtbank nam een deel van de wereldlijke macht over. Zo behandelde zij ook de gevolgen van echtscheiding, huwelijkse ontrouw, bezoek aan herbergen enz. Deze wetgeving stond boven die van de wereldlijke schepenbanken. Intussen werd het protestantisme streng veroordeeld, met verwijzingen naar de schandelijke beeldenstorm en de plundering van bijv. Roermond. In 1570, 1574, maar vooral ook in 1607 was er een provinciaal Concilie te Mechelen, waartoe ook het bisdom Roermond behoorde. Allerlei regels m.b.t. het kerkelijk leven werden daar vastgelegd. Na enkele generaties zat het katholicisme in Limburg en een groot deel van Brabant vast in het zadel.

Tot 1629 was het op enkele korte schermutselingen na redelijk rustig, toen trok opnieuw een leger van de Nederlanders naar het zuiden en veroverde eerst den Bosch. Er werd godsdienstvrijheid beloofd. In 1632 volgde heel Limburg, inclusief Maastricht. Toen al was er gemor vanuit de orthodoxe protestanten in het noorden: "geen godsdienstvrijheid voor die paapsen". Maar in de praktijk werd het katholicisme niets in de weg gelegd. Voor Maastricht werd zelfs officieel afgesproken dat er godsdienstvrijheid zou heersen. Deze uitzonderingspositie had Maastricht overigens vooral te danken aan zijn tweeherigheid: sinds eind 13e eeuw werd de stad bestuurd zowel door de bisschop van Luik als door de hertog van Brabant (later ging deze laatste functie over aan de Spaanse koning, daarna de Staten van Nederland). Deze afspraak blijft in deze stad gelden tot aan de Franse tijd.

De Landen van Overmaas vanaf 1648

Na 1648, de vrede van Munster komt een deel van het al eerder veroverde gebied bij Nederland, waaronder een groot deel van Zuid-Limburg. In 1661 worden de nieuwe grenzen in Zuid-Limburg vooral door toedoen van raadspensionaris Johann de Witt in den Haag tot stand gebracht. De volgende gebieden worden toegewezen aan de Staten-Generaal:
  1. Uit het land van Valkenburg: stad en kasteel van Valkenburg, Meerssen, Houthem, Haren, Geul, Ulestraten, Bunde, Amby, Itteren, Klimmen, Hulsberg, Schimmert, Eysden, Herkenrade, Eckelrade, Beek, Neerbeek, Berg, Bemelen, Blyt, Heerlen en een vrije weg door de heerlijkheid Schaesberg naar het Staatse deel van 's Hertogenrade.
  2. Uit het land van Daelhem: stad en kasteel Daelhem, Trembleur, Olne, Bombay, Fenneur, Cadier en Oost.
  3. Uit het land van 's Hertogenrade: Gulpen, Margraten, Holset, Vijlen en Vaals.
Tussen dit op zich al versnipperde gebied lagen ook nog een aantal vrije Rijksheerlijkheden (bijv. Rijckholt, Gronsveld). De overige plaatsen bleven Spaans. Een kaart van de 18e eeuw geeft een aardig beeld van met name de verhouding Spaans (vanaf 1715 Oostenrijks) gebied en Staats gebied. M.b.t. de godsdienst werd nu in dit staatse gebied ook iets geregeld. De officiële Godsdienst was het protestantisme. (calvinisme, de "gereformeerde" kerk.) Het gebied vormde de classis Maastricht met 19 predikanten, die samen hoorden bij de synode van Gelder. In 1663 werden de katholieke priesters officieel verbannen en de kerken en kloosters werden geconfisqueerd door de overheid. De kerken waren bestemd voor de protestanten. In deze kerken mochten geen schilderijen of beelden meer zijn, wegkruisen en kapelletjes moesten worden afgebroken, de kerkhoven mochten geen kruisen meer hebben op de graven.
Het lager onderwijs werd geregeld door het "schoolreglement in de steden en ten platte landen". Om les te mogen geven moest je een acte hebben en lid zijn van de hervormde religie. Aan de R.K. Geestelijkheid werd op strenge straffen verboden om nog huwelijken te voltrekken.

Inspecties nieuwe godsdienstige regels 1667

In 1667, 4 jaar na de officiële richtlijnen, werd er geïnspecteerd wat er van de regels tot dan toe terecht was gekomen. Alle steden en dorpen werden bezocht. Om een beeld te geven van wat de bevindingen waren neem ik enkele rapporten, vertaald in hedendaags Nederlands, over:

Amby
Hier heeft de paapse koster nog de sleutels van de kerk. Op het kerkhof staan nog kruisen. In de kerk staan nog drie altaren. Op het koor geen beelden of paapse ornamenten meer. De diensten in Limmen en Amby zijn nog door een pastoor verzorgd geweest. De kinderen gaan in Maastricht naar school. Op de kruising met de weg naar Bunde staat nog een kapelletje.

Bunde
De sleutels van de kerk heeft een katholiek iemand, die ook op de pastorie woont. Er is een hervormd gezin. In de kerk staan drie altaren zonder beelden. Op het kerkhof staan kruisen. Er is geen schoolmeester. De katholieken klagen dat de kinderen geen les krijgen en ze klagen over het verval van het kerkgebouw.

Geul
Er staan nog drie altaren in de kerk, het kerkhof staat vol met kruisen. Er wordt geen school gehouden. Uit de kerk zijn verscheidene goederen geroofd die nog niet terecht zijn. De schout is hervormd en woont in het dorp. Er is een katholieke schepen die in Meersen woont, de andere schepenen zijn hervormd maar wonen niet in het dorp. De secretaris woont in Maastricht. De gerechtsbode is katholiek. Naast de schout woont nog de vrouw van de vroegere gerechtsbode die hervormd is. In Elslo, een kwartier verderop, welk ook Staats is, daar wonen diverse familieleden van hervormden die daar ter kerke kunnen gaan, evenals in Stein, Maasbandt, Klein Meerssen, het graafschap Reckum en andere bij de Maas gelegen dorpen, waar veel maasschippers aanleggen en hun godsdienst kunnen belijden. De katholieke inwoners gaan naar de kerk aan de overkant van de Maas. Geul ligt drie kwartier van Beek en heeft ongeveer 100 huizen. Er zijn enkele vaten rogge voor de armen die door de schout worden verdeeld. Soms zie je er nog bedelmonnikken in pij.

Meerssen
Alle altaren en katholieke beelden staan nog in de kerk, met een groot kruis boven het koor. Het kerkhof rondom staat vol met kruisen. Het is een mooie kerk, welke evenwel bij gebrek aan reparatie aan het vervallen is. Er is een klooster met een proost en 2 of 3 monniken die via een deur in de kerk kunnen komen. De gerechtsbode en de koster zijn hervormd. Onlangs is er nog een hervormd gezin naar Maastricht vertrokken. De pastoor woont nog in het dorp, in het klooster worden nog diensten gehouden. Bedelmonniken in pij bedelen langs de deur. De koster klaagt dat de boeren zich veelvuldig meester maken van "de clokken, dat hij geen clokenseelen etc. kan krijgen". De katholieken worden geïntimideerd door hun pastoor die ze verbiedt om de kinderen naar de protestantse school te sturen. De koster krijgt ook geen "jura en gerechtigheden" van de inwoners, terwijl wel de katholieke pastoor en koster afgelopen Pasen eieren gingen ophalen (een oud recht van de katholieke priesters). Er zijn goederen van het gasthuis en van de stichting Heilige Geest die door katholieken worden geädministreerd.

Houten
De kerk staat altijd open, er staan nog twee altaren en enkele schilderijen boven het koor. Op het kerkhof staan nog kruisen. Twee schepenen en de gerechtsbode met hun gezin zijn Hervormd en wonen in het dorp. Vanuit het klooster St. Gerlach is er op derde pinksterdag jongstleden een processie in het openbaar door het hele dorp Houten gegaan. Tussen Houten en Valkenburg staat nog een kapelletje.

Valkenburg
Er staat nog een altaar in de kerk, er zijn verschillende goederen uit de kerk ontvreemd en niet terug gekomen. Er zijn klachten dat de kerk niet wordt gerepareerd. Er is een ziekenhuis waar al dertig jaar geen administratie is bijgehouden. Er zijn 80 leden van de Hervormde gemeente. 4 of 5 zijn bekeerde katholieken. De oude katholieke kapelaan woont in Oud- Valkenburg, maar komt dikwijls in Valkenburg zelf, hartelijk verwelkomd door de inwoners, en als genodigde op bruiloften, kindermaaltijden enz. Dagelijks zie je er bedelende monniken in pij. Bedevaartgangers van Keulen naar Scherpenheuvel zijn er tijdens hun laatste reis nog doorheen gekomen. Katholieke kinderen gaan naar een school net buiten de stadspoort, waar een katholiek apostolaat school houdt.

Heerlen
Er staat nog een altaar in de kerk, er is een afbeelding van Michaël op de wand van het koor geschilderd, een Agnus Dei in het consistorium, er zijn inkomsten van landerijen van het gasthuis die deels door de rentmeester en deels door de schout worden geädministreerd. Er zijn 40 leden van de Hervormde kerk die in Heerlen wonen, maar in de kerk zie je 70 mensen die ook uit andere dorpen naar de kerk komen. Er zijn drie bekeerden. Dagelijks zie je monniken in pij. De processie uit Keulen is van de zomer door Heerlen getrokken, volgens de schoolmeester met kruisen en vaandels en al zingende over het kerkhof, terwijl intussen de predikant preekte.

Uit dit alles blijkt vooral dat de weerstand van de plaatselijke bevolking in het algemeen erg groot was. Uit een ander document uit die tijd blijkt dat men grote moeite had om geld op te brengen om de kerken in stand te houden en dat het aantal gemeenteleden eigenlijk te klein was om een en ander op te brengen.

Heer 1660-1670

In de Maasgouwen van mei tot en met december 1922 geeft Goossens een prachtig document weer uit de 17e eeuw, opgetekend door de pastoor van Heer bij Maastricht. Kostelijke anecdotes over het dorpsleven en andere zaken worden er in beschreven. Zo zegt hij hoe hij vanaf 19 december 1660 het middagluiden invoerde, tot dusver werd er alleen 's ochtends en 's avonds geluid. ook beschrijft hij hoe hij voet bij stuk houdt om de lammertiende in stand te houden. De pachter van de hoeve van Sinnich was nl. van oudsher verplicht om een tiende deel van de jaarlijkse lammeren aan de parochie te schenken. Hij wilde aanvankelijk onafhankelijk van de grootte van de kudde jaarlijks slechts 2 lammeren geven. De koster kreeg een deel van zijn inkomen van de kosterschoof van Cadier. Ook hier waren twisten en zelfs rechtszaken over. Ook stelt de pastoor de viering van de sacramentsmis in 1661 in, wat blijkbaar daarvoor niet gebeurde of in onbruik was geraakt. Door het jaar heen werden er ook bedelakties (staties) gehouden door bedelmonniken uit Maastricht. De eerste twee akties van de Minderbroeders betrof het ophalen van gratis rogge. Zeven keer kwamen de Minderbroeders, twee maal de Augustijnen en ook twee maal de Predikheren. Op zondag 8 juli 1663 werd het de augustijnen toegestaan om eenmalig een "boterstatie" te doen in Heer, dit als bijdrage in de kosten van het bouwen van hun nieuwe kerk. In 1661 bekommerden de boeren zich blijkbaar weinig om de viering van zon- en feestdagen. Iedereen bleef maaien en inschuren, alsof het gewone werkdagen waren. Er kwam nu een verordening met boete van drie goudguldens om deze praktijken aan banden te leggen. Merkwaardig maar bijzonder interessant zijn ook uitvoerige beschrijvingen van de waarneming van vliegende, landende en weer opstijgende vuurbollen, door meerdere dorpsmensen gezien. Dit allemaal op meerdere data in 1663. De pastoor was bang dat deze verschijnselen als slechte voortekens gezien moesten worden. Relaties met godsdienst werden ook nog op andere manieren gemaakt. 23 februari 1666 werd verteld dat er op de begraafplaats te Heerlen stemmen gehoord zijn die als het waar is onder de grond "wee, wee" riepen, en dat er boven de kerk een ster verschenen was. "Als dat werkelijk zo is dan is het een ongeluksteken. God moge het onheil over ons land afwenden" Een paard van een pachter werd door molenwieken getroffen op paasdinsdag, een officiële feestdag. "Ziedaar het voordeel dat men haalt door het ontheiligen der feestdagen". Boos maakte de pastoor zich voortdurend om het optreden van de staatsen, die de kerkdeur gebruikten om er hun plakkaten op te plakken. Ook lieten ze bij bepaalde gelegenheden van staatswege de klok luiden. Zo moest hij dulden dat er plakkaten m.b.t. een overeenkomst tussen Engeland en de Heren Staten was afgesloten, of dat er geen vreemde lakens mochten worden geïmporteerd, of om een grondbelasting te gaan heffen "ter verlossing van christenslaven". "Maar wat heeft dat met ons te maken?" verzucht de pastoor. "Het is weliswaar een werk der barmhartigheid de slaven te bevrijden en los te kopen, doch het aanslaan der plakkaten is ons nadelig, omdat daardoor een ander oppergezag wordt ingevoerd en een bodem belast gaat worden die van nature vrij is, zoals uit meerdere keizerlijke diplomaten blijkt die ik heb gelezen in de deductie van het kapittel van St. Servaas tegen van Ilem." 30 april 1663 moet de kerk van Cadier ontruimd worden, omdat deze ook aan de staatsen was toegevallen. De pastoor van Heer brengt alle 32 kerkschatten in een klaaglijke processie over naar Heer. Hij beschrijft hoe de processieweg vanuit de kapel van Cadier naar de overzij van Blanckenberg en de Sangerye, tussen die twee hoeven in de buurt van de Sangeriye om boog, door Hontem trok naar Heer. De hele bevolking van Cadier weeklaagde en zei dat ze zulk een dag nog nooit beleefd hadden. Voorop liepen de jongens met de beelden van O.L. Vrouw, dan volgden de meisjes met ook voorwerpen uit de kapel. 11 april 1666 is de schaalcollecte ingevoerd in de kerk van Heer. "27 december 1668 is mij verteld dat de Gereformeerden in de landen van Overmaas de wacht gehouden hebben bij de huizen der zieken, opdat geen priester bij hen zou komen en zij zo zouden sterven. Ook werd mij nog medegedeeld dat de ambtman van Valkenburg de staties der Monniken, welke hij "bedelarije" nooemde, verboden heeft. Misschien hierom, omdat gezegd werd dat iemand van hun predikanten ergens in Frankrijk niet goed behandeld was. Wat daarvan aan is weet ik niet". Een ander opvallend verhaal betreft een kapel, in de jaren 1656-1658 op eigen kosten door de schout van Kysselt gebouwd op Luiks grondgebied. Maar de schaduw ervan viel op het gebied van de Vroenhof welk Staats was. Op last van de Staatsen werd deze nu afgebroken. "Helaas, is dan de schaduw van een gewijde plaats zo hinderlijk?" In 1969 merkt de pastoor op dat er inmiddels tussen maart en oktober al meer dan 5000 mensen in Maastricht aan de pest zijn gestorven.

Tot aan de Franse tijd is de gereformeerde godsdienst de officiële godsdienst geweest maar heeft nooit echt stevig voet aan de grond kunnen krijgen. Overigens zien we dat dat in sommige delen van Nederland ook zo was. Lisse bijv. was overwegend katholiek. De katholieken hebben ook daar eeuwen hun diensten in schuren moeten doen, ze werden gedoogd, meer niet. In Zuid-Limburg was de zaak nog gecompliceerder, vooral doordat het staatse gebied klein was en je vanuit veel dorpen makkelijk in katholieke gebieden kon komen. In Valkenburg bijv. was de Geul de grensrivier. De mensen hielden gewoon hun processies aan de andere kant van het water en daar zetten ze ook hun kruisbeelden neer, bijna uitdagend, vlak over de grens. De eeuwenoude beelden op de afbeelding staan ook nu nog in Valkenburg vlak bij een bruggetje over de Geul. Zo bleven de meeste inwoners tegen de verdrukking in gewoon geloven wat ze zelf wilden.

Periode 1672 tot 1794

In deel 2 van de geschiedenis van het bisdom Roermond van Jos Habets kunnen we ook lezen wat er na de hierboven beschreven periode, tot aan de Franse tijd gebeurde. Van 1672-1678 was het gebied bezet door Franse troepen. De godsdienstvrijheid werd weer helemaal ingevoerd en alle kerken werden teruggeven aan de katholieken. De pastoor van Valkenburg, Petrus Jacobi schreef 21 juli 1672 boven aan in het doopregister: "Geloofd zij de heer en God die ons door tussenkomst des konings van Frankrijk weder in het bezit onzer kerk heeft gesteld." Nu moesten de protestanten zich behelpen. Alleen de kerken die ze zelf gebouwd hadden, zoals de kapel van Welten en de kerk van Vaals mochten ze houden. In 1678 verlieten de Fransen het land weer. De Staten van Nederland namen weer de macht en de oude regels, maar nu in meer gematigde vorm, kwamen terug. Ze hadden in een eerder stadium aan Spanje gebiedsuitbreiding beloofd als deze hen zouden helpen om de Fransen te verdrijven. Aan deze belofte hielden ze zich toen het er op aan kwam niet, maar ze waren ook bang om zich de woede van de Spanjaarden op de hals te halen. Alle geestelijke goederen werden weer in beslag genomen, maar nu werden de geestelijken zelf geduld. De kerken moesten nu oecumenisch gebruikt worden, d.w.z. er mochten zowel katholieke als protestantse diensten in gehouden worden. Er mochten evenwel geen nieuwe beelden of andere versieringen dan er al stonden geplaatst worden, en als er een protestantse dienst was moesten eerst alle katholieke zaken zoals het altaar afgedekt worden. De katholieke priesters hadden het echter zeer moeilijk, daar het hun verboden was om te leven van geld opgebracht door de parochianen. De Protestantse predikanten daarentegen genoten een staatsinkomen. In Klimmen werd een predikant berispt, die het beeld van Johannes de doper kapot gesmeten had in de kerk. De berisping kwam waarschijnlijk vooral voort uit de pijnlijke situatie die voor andere protestanten ontstaan was in dit overwegend katholieke gebied, ze werden door deze gebeurtenis nog meer met de nek aangekeken.

In 1713 (effectief 1715) werd het Spaans gedeelte van de Nederlanden Oostenrijks. In de Staatse gebieden veranderde weinig. Wel waren er nog steeds talrijke twisten. De bisschop van Roermond mocht het gebied van Valkenburg bijv. niet bezoeken. Het vormsel werd toegediend in de Oostenrijkse randgemeenten, waar de katholieke kinderen uit de grensgebieden naar toe kwamen. Op de deur van de St. Janskerk in Maastricht was een schimpdicht tegen de heren van de Staten-Generaal geplakt. Vermoed werd dat de pastoor van Amstenrade en die van Hulsberg er achter zaten. Ze werden opgepakt, maar niets kon bewezen worden. In eerste instantie werden ze na 2 jaar gevangenschap (!!) vrijgesproken, maar uiteindelijk in hoger beroep veroordeeld tot verbanning en proceskosten + een hoge geldboete. Deze werd door een inzameling in het hele diocees opgebracht. Geld werd trouwens vaker ingezet om de beperkende maatregelen te omzeilen: veel ambtenaren die moesten toezien op het naleven van de regels werden omgekocht. 3 Juni 1750 kwam er een plakkaat welke gemengde huwelijken probeerde tegen te gaan. Deze huwelijken mochten alleen gesloten worden als de bruidegom minstens 25 jaar oud was en de bruid minstens 20 jaar. Indien hieraan niet voldaan werd dan moesten de partners na huwelijksaangifte minstens een jaar wachten op hun huwelijk. Kinderen geboren uit een verbintenis die niet voldeed aan bovenstaande regels werden als onwettig beschouwd. In 1762 is er een groot schandaal in Vaals rond de geboorte van een kind uit een gemengd huwelijk, welk schandaal jaren voortduurt. (Uitgebreid verslag bij Habets pag. 306-314). 27 Augustus 1767 bezoekt bisschop de Romiano van Roermond Zuid-Limburg om het vormsel toe te dienen. In Wijnantsrade verzamelen zich niet alleen de dorpelingen van die plaats, maar ook een grote menigte personen uit Staats Valkenburg. De kinderen verschenen voor de bisschop. Na de zalving werd hun een witte doek om het hoofd gewonden zoals gebruikelijk bij het vormsel. Deze moesten ze daarna nog drie dagen blijven dragen. Maar dit ritueel werd niet toegepast op de vormelingen uit het Staatse gebied, omdat het daar verboden was om een dergelijke doek te dragen. Bij het vormsel legden de peter en de meter hun hand op de schouder van de vormelingen. (bron: Habets pag 343, 344, dagboek pastoor Amby). In de 80er jaren van de 18e eeuw krijgt ook het Oostenrijks deel van de landen van Overmaas het zwaar te verduren, nu door de maatregelen van Josef II tegen vooral de kloosters . Zo moeten de zusters van het klooster van St. Gerlach na 6 eeuwen deze abdij verlaten. Ze vertrekken dan naar de inmiddels ook verlaten kloostergebouwen van het Karthuizerklooster van Roermond, waar ze slechts mogen "uitsterven". Niet lang daarna (1794) komen de Fransen die nog veel strenger alle geloofsuitingen aanpakken. Weer worden kerken geconfisqueerd maar nu worden deze bijv. als voederplaats voor paarden gebruikt.

Lutherse kerk in Zuid-Limburg

Nederland is vanaf de beeldenstorm overwegend calvinistisch geweest. Maar aanvankelijk waren er meerdere stromingen, ook in Limburg. Maastricht bijv. kwam al in 1567 (J. Loosjes, geschiedenis der luthersche kerk in de Nederlanden, 's Gravenhage 1921) onder Lutherse invloed, toen het in april van dat jaar bezet werd door de graaf van Eberstein, een lutheraan in dienst van de landvoogdes. Tegen haar zin liet hij door Lutherse veldpredikers godsdienstoefeningen houden. Pas na de inname door Parma in 1579 werden geen Luthersen meer in de stad geduld. Als de stad in 1632 weer door de Hollanders wordt veroverd komen zij terug. Ze willen er een Lutherse kerk oprichten maar de predikanten van de gereformeerde staatskerk steken hier een stokje voor. In 1646 mag er een Lutherse predikant preken, maar pas vanaf 1678 krijgen ze het gebruik van een kerk (H. Geestkerk) in de Grote Staat. Deze kerk moeten ze dan wel met katholieken delen, altaar en beelden blijven dus staan. Tussen 1682 en 1684 bouwen ze de nog steeds bestaande Lutherse kerk in de Hondstraat. Naast Maastricht had ook Vaals een Lutherse gemeente. Deze zou in 1645 opgericht zijn. Deze gemeente moet vooral gezien worden als een soort dependance van die van Aken. Hier werd de dienst altijd gedaan in het Duits. (in ieder geval in 1922 nog steeds, zie Maasgouw april van dat jaar)

19e eeuw

Pas in de 19e eeuw vallen de kerken voor het grootste deel weer terug aan de katholieken en de meeste protestanten uit de omgeving vertrekken. Tegelijk ontstaat er een grote emancipatiebeweging. Waar in een deel van Zuid-Limburg de wegkruisen en kapelletjes de tand des tijds doorstaan hebben, worden nu in de overige streken met hernieuwde ijver overal kruisen en kapelletjes geplaatst. Juist omdat het nooit gemogen had doet men nu extra zijn best. Het resultaat is dat juist dit deel van Katholiek Nederland en België tegenwoordig om zijn katholieke symbolen bekend staat.

Literatuur:
diverse bronnen van algemene aard.
Pag.41 -52, "Staet van de Reformatie in de landen van Overmaze". Publications 66, 1930, K. Janssen de Limpens.
Pag. 286-321, Geschiedenis van het tegenwoordig bisdom Roermond, deel 2, Jos Habets 1890 (zie belangrijke bronnen)
Maasgouw 1922, mei tm december: dagboek pastoor van Heer 1660-1672
J. Loosjes, geschiedenis der Luthersche kerk in de Nederlanden, 's Gravenhage 1921

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"