Limburg 1700-1800

De Spaanse successie-oorlog, 1702-1713

Door opvolgingsperikelen kwam dit gebied ongewild weer in een oorlogssituatie terecht. Koning Karel II van Spanje had de tweede kleinzoon van Lodewijk XIV van Frankrijk (Philps van Anjou) tot zijn erfgenaam benoemd onder voorwaarde dat deze niet én koning van Frankrijk én koning van Spanje zou worden. De geldigheid van dit testament werd door De Oostenrijkse vorst Leopold I betwist, die zijn eigen zoon Karel op de Spaanse troon wilde zetten. Philips van Anjou werd tot Spaanse koning gekroond, en Lodewijk XIV concludeerde dat de Spaanse Nederlanden nu van hem waren. Franse troepen bezetten Roermond, Venlo en de stad Geldern.

27 juli 1701 vernielden in Tegelen Fransen de gehele oogst. Bij de Bakenbos in hetzelfde gebied werd Gerrit Bachus gedood door een Franse bajonetsteek. (Driessen, Tegelen blz. 154.) In Beesel werden in 1701 18 huizen en 56 morgen land verlaten. (Kroniek Beesel, Belfeld en Swalmen Loe Giesen).

Op 21 april 1702 trok maarschalk De Boufflers met 30000 man voetvolk en ruiters via een schipbrug bij Stevensweert de maas over om van daaruit naar de Rijn op te trekken. Aan de Roer tussen Roermond en Erkelenz werd op versterkingen gewacht. De hele omgeving was intussen verplicht het kolossale leger te onderhouden. Het Franse leger kreeg daarna vanuit Brabant nog versterkingen.

In mei 1702 bivakeerde een week in de Berg tussen Tegelen en Steyl een groep Fransen en richtte van hieruit verwoestingen aan. Een herbergierster van Steyl werd door de soldaten in haar eigen huis vermoord nadat zij weigerde geld te geven. (Driessen, Tegelen blz. 154.) 18 en 19 juli was er een grote doortocht van Franse troepen door Beesel. Op het einde van dezelfde maand bivakkeerde de hertog van Bourgondië in Tegelen met een groot gedeelte van zijn leger en richtte opnieuw grote schade aan.

Eveneens in 1702 werd Philips V, de opvolger van de Spaanse koning en afkomstig uit het Franse koningshuis Valois, in Roermond als hertog van Gelre gehuldigd. Maar nog in hetzelfde jaar kwam er een tegenoffensief. Op 15 mei 1702 verklaarde een alliantie van Engeland, Pruisen en de Republiek de oorlog aan Frankrijk/Spanje.

28 juli marcheerde het Franse leger naar Roermond, een deel stak de Maas over. Een ander deel stak bij Rijkel aan de monding van de Swalm (gemeente Beesel) de Maas over en sloeg het kamp op bij Horn en Buggenum. Hier bleef het tot 31 juli, toen trok het verder richting Thorn. Swalmen en Beesel stelden in augustus naar aanleiding van deze Franse doortocht een schadelijst op. In Swalmen was ongeveer een derde deel van de huizen afgebrand: schade 3487 pattacons. Een Staats leger veroverde eerst het land van Kessel, en daarna de steden Weert, Venlo, Roermond en Stevensweert. De hervormden kregen onmiddellijk godsdienstvrijheid. Prins Nassau van Saarbrücken sloeg bij de belegering van Roermond zijn hoofdkwartier in Hillenraed op. O.a. 278 eiken en 82 vruchtbomen werden gekapt. Van twee volle schuren graan van boerderij de Spick in Boukoul werden tenten gemaakt. Grachten om de boerderij lieten ze leeglopen om makkelijk de vissen te kunnen vangen. Bewoners van Swalmen verschansten zich achter de poort op het kerkhof, beschermd door Swalm, kerk en poort. Toen de soldaten dreigden de kerk te plunderen stonden de gevluchte Swalmenaren hun meegenomen karren af. Ter bescherming van een schipbrug lieten de geallieerden op diverse plaatsen schansen aanleggen, zo ook een schans tegenover het veer naar Kessel in Beesel. (Deze schans werd in 1710 weer afgebroken). (Bron Maas- en Swalmdal 1988 pag.77-89)

6 Oktober 1702 is de stad Roermond na een beleg van enkele dagen waarbij ook is geschoten overgeleverd aan de agent van staat van de Nederlanden. Deze beveelt tegelijkertijd dat alle goederen die nog uit de Spaanse tijd in de stad aanwezig zijn aan hem moeten worden overgedragen.
26 oktober 1703: Brandenburgse troepen verbleven twee dagen en drie nachten in Beesel. (RAL Maastricht, SA Beesel en Belfeld, inv.nr. 394.) Zoals gezegd hadden Pruisen, Engeland en de Republiek een alliantie gesloten. Het gevolg was dat in deze streken ook huurlingenlegers uit Pruisen doortrokken. In hetzelfde jaar stonden in Zuid-Limburg bij Maastricht de Franse en geallieerde legers tegenover elkaar. Pas in 1704 was de gehele streek van Franse en andere buitenlandse legers bevrijd.

Een uitgebreid artikel over deze periode en de gevolgen daarvan in Midden-Limburg en met name Swalmen vind je hier. De voogdgedingen van 1703 en 1705 van Swalmen vormen daarbij het uitgangspunt.

Godsdienstvrijheid van 1702-1716

Midden-Limburg bleef officieel tot 1716, toen het barriëretractaat effectief werd in Staatse handen. In de praktijk was er godsdienstvrijheid, maar desalniettemin had de bisschop nog steeds behoorlijk wat macht. Getuige bijv. een berisping van de magistraat door de bisschop van Roermond in 1706:

8 augustus 1706: Verschil tusschen den Magistraat en den Hoogw. Heer den Bisschop. De gedeputeerden van de Hoogmogenden waren vergaderd met den Magistraat over de vergoeding, aan de Religieuzen Penitenten te geven. Door den heer van Welderen werd voorgeslagen toen de bisschop daar gekomen was, dat de kloosters der stad onder elkander die vergoeding zouden geven. Daarop heeft de bisschop dit afgewezen en het bedrag van den magistraat geblameerd en dat hij beschaamd was, dat een katholiek Magistraat zulke infame propositieën aan de Gedeputeerden durfde doen, dat zij meenden de arme kerken onder den voet te brengen en de kloosterlingen te verjagen met zulke schromelijke expressien meer dan 25 maal gerepeteerd, dat zij niet waardig waren katholiek Magistraat te heeten, roepende: fij, fij. fij. Zijdt gij een katholiek Magistraat, gij zijt erger dan de gereformeerden. De Magistraat excuseert zich daarop in een lang betoog, dat in de protocollen opgenomen is.
De Handelingen van den Magistraat der Stad Roermond, dl.II pag. 30

Ook het volgende voorbeeld zegt iets over de sfeer in die tijd op godsdienstig gebied.
In Roermond was de kerk van de Penitenten in 1702 overgedragen aan de gereformeerden. In deze kerk bevonden zich vele familiegraven. De nieuwe gereformeerde kerkmeester had hier niet veel mee op. Peter Janssen, een Roermondse visser van gereformeerde huize, ruimde samen met de kerkmeester het familiegraf van van der Heijden om op die plek zijn overleden vrouw te kunnen begraven. Maar de familie van der Heijden liet het er niet bij zitten en klaagde de visser aan:

11 juli 1710: ROERMOND - J. Meijer en P.F. Claessens, namens de erfgenamen van wijlen Johan van der Heijden, drossaard, en Maria Clara Cox, echtelieden, voeren een proces tegen Peter Janssen, visser te Roermond. Peter heeft zijn vrouw onlangs begraven in de kerk van de Penitenten aldaar. Gedaagde heeft samen met een van de kerkmeesters het familiegraf van Van der Heijden geschonden. Dit graf, dat zich bevindt op het koor van de kerk van de Penitenten, is bekleed geweest met een grote zerksteen waarop de familiewapens waren uitgehouwen, zodat niemand het erfrecht op dit graf zou kunnen betwisten. De beenderen van de voorouders zijn nu opgegraven en uit het graf verwijderd, om plaats te maken voor "eene sleghte visschers vrouwe", terwijl op meer dan 100 andere plaatsen ruimte genoeg was geweest voor een graf en de bewuste zerk ongemoeid had kunnen worden gelaten. Iets soortgelijks is enkele jaren geleden gebeurd met het graf van raadsheer Matthijs van Aefferden, waar diens graf in de grote kerk zonder toestemming werd ontruimd en gebruikt voor de begraving van een ander.
Het feit dat de kerk is overgedragen, houdt volgens de aanklagers niet in dat de erfgenamen geen familierechten meer zouden hebben op het graf. De erfgenamen verzoeken om gedaagde Peter Janssen te veroordelen in een boete van 1.000 gulden en herstel van het graf in de oude staat.
RAL Maastricht, Hof van Gelder te Roermond, Gerechtelijke stukken, port. 449; proces door de erfgenamen van drossaard Johan van der Heijden tegen Peter Janssen, 1710. (Kroniek Beesel, Belfeld en Swalmen Loe Giesen)

Pas in 1716, bijna drie jaar na de vrede van Utrecht vertrokken alle soldaten uit de streek en had de bevolking geen last meer van verplichte inkwartieringen, voedselvoorzieningen en dergelijke.

Nieuwe indeling, 1715-1748

Bij de vrede van Utrecht vond er een behoorlijk ingrijpende herindeling van de gebieden in Limburg plaats. In Zuid-Limburg bleef het bij het oude: een deel staats, een deel Habsburgs. het Habsburgse deel was nu evenwel niet Spaans, maar Oostenrijks. Gelre werd verdeeld. Een deel, met Roermond, Swalmen en een heel gebied aansluitend over de huidige Duitse grens, kwam ook onder Oostenrijks bestuur, een ander deel van het tegenwoordige Duitsland, samen met een groot deel van Noordlimburg kwam onder Pruisen. (De Pruisische koning was ook hertog van Kleef). Over de het wel en wee van Pruisisch Gelre gedurende de 18e eeuw lees het aparte document. Ook een deel van het Loonse land viel nu niet meer onder Luik, maar kwam ook bij Oostenrijk. Venlo werd Staats. Er kwam wel een clausule dat de katholieken een belangrijke invloed in het stadsbestuur bleven hebben. Het ambt Montfort kwam bij het Barriëretraktaat van 1715 grotendeels toe aan de Republiek. Roermond, Asselt en Swalmen werden echter Oostenrijks, waardoor de grens tussen Beesel en Swalmen tevens rijksgrens werd. De Rijksweg liep dan ook tussen Venlo en Roermond door maar liefst drie landen: de Staatse Nederlanden, Gulick (Tegelen) en de Oostenrijkse Nederlanden. De grenssteen bij het Grietjens Gericht was nu een heus drielandenpunt! Het Hof van Gelder in Roermond behandelde nog slechts Oostenrijkse zaken, en in Venlo werd een Hof opgericht voor het Staatse gedeelte van het Overkwartier. Deze situatie bleef zo tot de Franse Tijd.
Nog een kaart met diverse details
Klik hier voor een kaart met groter geheel

12 Februari 1716: Maatregelen tengevolge het Barriëretractaat. Het overkwartier van Gelre, vanaf 1702 voor een groot deel in het bezit van de Republiek Nederland, wordt verdeeld. Een deel komt aan Oostenrijk: de hoofdstad Roermond, alsmede de dorpen Swalmen en Asselt, Elmpt, Cruchten, Wegberg en Brempt, alsmede de vrije heerlijkheden Weert, Wessem en Nederweert; daarnaast de heerlijkheid Dalenbroek met de dorpen Herten, Maasniel, Leeuwen, Merum, Ool en Asenray; Meyel; Obbicht en Papenhoven (tot 1785). de Staten van Nederland krijgen Venlo met banlieu, St. Michiel en Stevensweert met banlieu. Het grootste deel van het ambt Montfort wordt eveneens staats: Nieuwstad, Echt, Ohé en Laeck, Roosteren, Bracht, Beesel, Belfelt, Vlodrop, Posterholt, St. Odilienbergh, Linne en Montfort. De Staten van de Republiek ontslaan de voormalige ambtenaren in deze plaatsen van de eed van trouw. Opvallend is dat als enige dorpen uit het ambt Montfort Swalmen en Elmpt bij Oostenrijk komen. Voor een mogelijke oorzaak van het feit dat Swalmen bij Oostenrijk kwam, zie de alinea in historie 1600-1700 (1680) over de heerlijke en souvereine rechten. Pruisisch Opper-Gelre omvatte de steden Geldern, Straelen en Wachtendonk, de ambten Geldern, Straelen, Wachtendonk, Krickenbeck met inbegrip van Viersen en het land van Kessel; alsmede de heerlijkheden Afferden, Arcen-Velden-Lomm, Walbeck-Twisteden, Raay en Klein-Kevelaer, Well, Bergen en Middelaar. Dalenbroeck kwam zoals gezegd bij Oostenrijks Gelre, maar daar is wel nog wat over te doen geweest. Zie het document over Daelenbroeck. Erkelenz kwam als enige voormalige deel van Opper-Gelder bij Gulick.

 

De ingezetenen van Roermond legden op 6 maart 1716 de eed van trouw af aan Karel VI als hertog van Gelre. Dit voorbeeld werd op 13 maart gevolgd door vertegenwoordigers van Weert, Cruchten, Wegberg, Brempt, Swalmen, Asselt en Elmpt. Op 27 maart volgden Nederweert, Wessem, Meyel, Obbicht en Dalenbroek.
Uit: De handelingen van de magistraat der stad Roermond, deel II, pag. 51. Aanvullende gegevens van prof. Berkvens.

Op kaarten uit die tijd zie je hoe Daelenbroeck meestal bij Oostenrijks Gelre wordt getekend, maar niet altijd. Ook op bovenstaande tekening wordt de status van Dalenbroeck in het midden gehouden. De status van Daelenbroeck wordt niet vermeld in de handelingen der Magistraat, maar volgens professor Berkvens is deze ook in het barriëretractaat geregeld.

Enkele weken later komt Roermond dan officieel bij Oostenrijk:

1 maart 1716. Verandering van dominatie onder de gehoorzaamheid van Z.H. Majesteit Carel den VI. Op dien dag is omtrent den Middagh gekomen de heer graaf van Maldeghem als keizerlijk commissaris met den heer de Niolart, auditeur-generael. De magistraat is hem tegengegaan tot aan de buytenwacht der Brugh-poort. Het garnizoen stond op de Markt en deed driemaal een salvo; de eerweijn werd aangeboden. 6 maart 1716 heeft de Magistraat den eed afgelegd. 13 maart 1716 werd getracteerd op het stadhuis, de heeren gingen op het opperste balkon, dronken daar vivat; er werden veel peek en tartonnen gebrand, de huizen geïllumineerd en geld onder het volk geworpen. Volgt de proclamatie en de eed van den magistraat.
Uit: De handelingen van de magistraat der stad Roermond, deel II, pag. 52

Souverein hoorde Montfort dus bij de republiek, maar de heerlijke rechten waren eerst nog een tijd lang Duits. In 1769 vielen de heerlijke rechten van het Ambt Montfort weer opnieuw toe aan stadhouder Willem V toen hij het kocht van de Duitse koning.

Toen Stadhouder Willem III in 1702 door een val van zijn paard kwam te overlijden eigende de Pruisische koning Frederik van Pruisen zich de heerlijke rechten toe. Op 4 oktober 1767 trouwde Willem V, oudste zoon van Willem IV met Wilhelmina von Hohenzollern, een Pruisische prinses die in Berlijn geboren was. Door deze Duitse connecties kon de oude rechtenkwestie in 1769 dus afgehandeld worden.

Zie fragment van de officiële akte:
Godlieb Lodewijck Plessman laat de magistraten en verdere ambtenaren weten dat op 12 mei 1769 een koopovereenkomst is gesloten tussen de koning van Pruisen enerzijds en de prins van Oranje en Nassau etc. anderzijds, welke op 18 en 27 mei d.a.v. is geratificeerd, waarbij de koning van Pruisen aan de prins en diens erfgenamen heeft verkocht:
- het kasteel en de heerlijkheid van Montfort met de rechtspraak en alle verdere toebehoren;
- en de tiende te Venraij;
zoals deze eigendom zijn geweest van wijlen koning Willem III.
RAL Maastricht, SA Beesel en Belfeld, inv.nr. 38 fol. 190-195. Zie ook de verklaring d.d. 10-6-1769.

Tekening naar: Geschiedenis van de beide Limburgen deel I, zie "belangrijke bronnen".

Zie ook de site van het overkwartier Gelre.

Deze indeling bleef tot de Franse tijd aan het eind van de eeuw gehandhaafd. Opvallend is dus de aparte status van Belfeld en Beesel, maar ook hoe het aangrenzende Duitse gebied van Roermond en Swalmen onder hetzelfde (Oostenrijkse) bestuur valt. Maastricht, Stevensweert en Venlo waren Staatse vestingen, die in de 18e eeuw allemaal aanzienlijk werden versterkt. Hierbij was Venlo met name ook een garnizoensplaats waar de Staten-Generaal een vaste kazerne met soldaten gereed hield in geval van mogelijke conflicten.

Tot 1740 bleef het in grote delen van Europa redelijk rustig. Een artikel over een bezoek van Czaar Peter in 1717 aan Maastricht, op doorreis naar Holland vanuit Frankrijk, geeft een mooi tijdsbeeld. Vooral de beschrijving van het spektakelstuk op de Maas is aardig.

1740-1748 Oostenrijkse successie-oorlog

Deze oorlog tussen Frankrijk + Pruisen met Oostenrijk heeft met name vanaf 1745 ook gevolgen voor het zuid-oostelijke deel van het land van Loon en voor Zuid-Limburg. Het geweld gaat dit keer aan de omgeving van Roermond en noordelijker gelegen gebieden voorbij. Maastricht wordt wel veroverd en dankt aan de kortdurende bezetting de maquette van d estad die in Parijs nog steeds aanwezig is, en waarvan een kopie te zien is in het bibliotheekgebouw van Maastricht. Er ontstond in die tijd een grote munt-inflatie. De Kleefse munt (door de oorlogsinspanningen van de koning van Pruisen) was veel minder waard geworden. Mensen wilden dan ook niet meer in deze munt betaald worden. Aan het einde van de oorlog waren er geen territoriale wijzigingen, wel een toenadering van Frankrijk en Oostenrijk in de vorm van een alliantie. Het gevolg was, op een episode na, een einde van de oorlogshandelingen tot aan de Franse tijd.

1757 Duitse inval, zevenjarige oorlog.

Frankrijk trok in 1757 vanuit Roermond naar het oosten ten einde een verbinding tot stand te brengen met een Frans leger aan de oostzijde van de Rijn. Maar de hertog van Brunswijk nam Roermond in, stak de Maas over en stond voor de poorten van Tienen en Leuven. Maar door oorlogsgebeurtenissen in Duitsland trok het leger zich gelukkig weer terug en daar bleef het ook bij. het gevolg was alleen een nog sterkere devaluatie van de munt.

Armenzorg en landloperij

Ter voorkoming van bedelarij kwamen er in de 18e eeuw allerlei maatregelen. Elke stad en dorp had akkers waarvan de opbrengst bestemd was voor de armen. Ook werd er bij notarisactes belastingen geheven, gedeeltelijk voor de armenkas. In Roermond stond een weeshuis. Er waren regels die er voor zorgden dat ook weeskinderen genoeg te eten kregen:
"Elke dag een bottram van een goede snede brood, 's middags een goede potagie, gestoofd met vet en boter, en een 1/2 pond vlees of 1/4 pond spek met 2 goede sneden brood of 1 pint stuiversbier. 's Avonds een dubbele bottram met ook een pint bier." Desondanks was er vooral tussen 1740 en 1770 sprake van veel landloperij en diefstal. In Zuid-Limburg (de zogenaamde bokkenrijders) en het land van Loon ontstonden hetzes en onder foltering tot stand gekomen bekentenissen. Honderden mensen werden geëxecuteerd. In Gelre en Gulick gingen de schepenbanken hier veel zorgvuldiger mee om en waren bekentenissen tot stand gekomen door foltering ongeldig. Het geval "Schmitz", een dakdekker die beschuldigd werd van diefstal uit het offerblok van de kerk, is uitvoerig gedocumenteerd en spreekt boekdelen. (A.M.J.A. Berkvens, Universiteit Maastricht. Zie ook zijn website over Limburgse rechtsgeschiedenis) In Roermond en omstreken daten de laatste heksenverbrandingen voor zover bekend uit 1613.

Bij Loe Giesen 1790 treffen we de weergave van een doktersrekening van dokter Wassenberg uit Venlo voor de gemeente Beesel. Hier worden over een periode van 4 maanden 8 data genoemd waarop aan diverse zieken medicijnen werden geleverd, sommigen met naam en toenaam genoemd. Blijkbaar waren de kosten van medicijnen ten laste van de gemeente, of het gaat om gratis armenzorg. De rekening spreekt over "pulver vomit., pulver rabarb., mixtur, cremor tart., sal. laxant". Totale kosten: 47 gulden 18 stuiver.
GHS Beesel, Reuver, Archief dorpsbestuur Beesel, inv.nr. 80.

Landbouw, middenstand en kleine industrie

Adriaan van Ostade, ± 1660.
bron: "de Tachtigjarige Oorlog, B.G.J. Elias)

In steden als Roermond bestond al lange tijd een behoorlijk grote middenstand, met allerlei beroepen. Het regelement van belasting van 1682 laat zien welke beroepen in die tijd belast waren. In de kroniek van Roermond zijn er op allerlei plaatsen, bijv. bij inkomsten en uitgaven, nog veel meer interessante dingen te zien. (zie kroniek Roermond, overig 1755) Het is interessant om te zien hoe dat was in een dorp als Beesel met een bevolking van slechts enkele honderden inwoners. Verreweg de meeste mensen waren boer, knecht, tuinman enz. Als dieren werden gehouden koeien, runderen (stieren), schapen, ganzen en bijen. (Dat laatste geeft aan dat er veel hei was). De koeien en runderen dienden vooral om mest te genereren waarmee het land werd voorzien. (In die streken vooral boekwijt en rogge). De schapen voor de wol waar allerlei kleren van werden gemaakt. De andere beroepen bestonden, als we kijken naar de "Lijste der capitatie (hoofdschat) van de gemeente van Besel voor den jaer 1738" uit: 2 smeden, 1 timmerman, 2 kleermakers, waarvan 1 ook een kleine kremerie had, 1 wever met een getouw, 1 schoenmaker, 1 klompenmaker, 1 bakker, 2 moutmakers en 1 kuiper. (Loe Giesen, Kroniek voor Beesel, Belfeld en Swalmen 1738, zie ook "bronnen")
De wever met getouw werkte als thuiswerker, het zal er zo ongeveer als op bovenstaande afbeelding van Adriaan van Ostade een eeuw eerder hebben uitgezien. Vanuit de beestenschattingen kunnen we per gezin een beeld krijgen wat er zo was in een dorp. De beestenschattingen van 1754 en 1756 in Swalmen laten ons daarnaast dingen leren over fluctuaties, verschilen per buurtschap en nog meer. Zie hierover het aparte artikel.

1776: Ziekte onder rundvee.


In 1776 heerste er in delen van Limburg een besmettelijke ziekte onder het rundvee, waardoorop sommige plaatsen meer dan 75% van de veestapel verloren ging. In Swalmen konden de schepenen om die reden de belasting niet bij elkaar krijgen en ze verzochten aan de staten van het overkwartier om kwijtschelding. Hierbij overlegden ze een document met de opgave van het aantal aan de ziekte bezweken dieren.

"Lijste der koeijbeesten, runderen ende kalveren welcke in den jaere 1776 binnen het dorp Swalmen ende daervan dependerende hondtschappen geëxteerd hebben en in denselven jaere over de besmettelijke sieckte gevallen sijn":

Dorpen ende hondtschappen onder Swalmen:

  geëxteerd     Gevallen    
  Koe rund    kalf        koe rund    kalf
Croppe 128 64 32 113 46 27
Wilder 94 83 23 80 47 14
Boeckholder 106 77 26 56 46 12
Swalmen 125 73 27 109 50 26
Asselder 89 56 34 77 49 32
Totaal 542 353 142   435 238 111
Deservitors, schepenen en regeerders van Swalmen vroegen in 1981 toestemming van de geestelijke en adelijke geërfden van Swalmen en Asselt om ten behoeve van de arme en gebrekkige inwoners een bedrag van 100 pattacons te mogen opnemen uit de gemeentelijke middelen. Dit met de volgende argumenten:
In 1776 is een grote sterfte onder koeien geweest, waarbij ca. 800 dieren zijn gestorven.
In 1779 zijn zware offers gebracht tijdens de doormarsen van keizerlijke troepen en door vele karrevrachten leveranties, waarbij bovendien de besmettelijke ziekten dissenterie en "heete rott koortsen" zijn uitgebroken.
In 1780 is een algemene misoogst van groenten en fruit geweest, gevolgd door schaarste en hoge prijzen, waardoor vele arme inwoners zich bijna dagelijks "met krijtende oogen" tot de supplianten wenden voor hulp en bijstand. Hiervoor is echter de gevraagde toestemming nodig.
(RAL Maastricht, SA Swalmen en Asselt, inv.nr. 356.)

Overstromingen

In 1729, 1741 en 1784 zijn de Maas en meestal ook zijrivieren als Roer en Swalm zodanig overstroomd, dat er zeer grote schade ontstond. In Swalmen zijn daar uitvoerige verslagen van gedaan door de schepenen. Hieronder een fragment van zo'n verslag uit 1741:

De volledige tekst van deze verslagen, alsmede een tekst m.b.t. hagelschade in 1745.

1781-1792: Hervormingen Jozef II

De Oostenrijkse keizer Jozef II was een fervent voorstander van allerlei verlichte ideëen, zoals de afschaffing van het lijfeigenschap en het vergroten van de rechten van de kleine boeren. Op geestelijk gebied stond hij godsdienstvrijheid voor, maar bepaalde kloosterorden wilde hij sluiten. Zo werden onder zijn bewind in Roermond de kloosters van de Kartuizers, de Kruisheren, de Dominicanessen, de Clarissen, de Poenitenten en de Carmelitessen opgeheven. De Ursulinen en Franciscanen, die ook bij de bevolking in hoog aanzien stonden, mochten blijven. Protesterende burgemeesters kregen te horen dat zij zich met burgerlijke zaken, niet met geestelijke dienden te bemoeien. In 1789, het jaar van de revolutie, kwam er voor het eerst openlijk opstand tegen met name de anticlericale maatregelen van Josef II. Het hoofdkwartier van de beweging was in Hasselt gevestigd. Er werd een leger op de been gebracht en in korte tijd verspreidde de opstand zich.

Indeling van Limburg, vlak voor de Franse tijd. We zien hoe een deel hoort bij Pruisen (Noord-Limburg), een deel bij de republiek (Staats) en een deel bij Oostenrijk. Daarnaast zijn er nog zelfstandige enclaves.

Bron: Geschiedenis van Limburg deel I, zie "belangrijke bronnen". In januari 1790 kwamen afgevaardigden van alle provincies van de Zuidelijke Nederlanden (waaronder die van het Gelderse Overkwartier te Roermond) bij elkaar en ze gingen een alliantie aan, geïnspireerd op de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring van 1781. De provincies Brabant, Gelderland (overkwartier Roermond), Vlaanderen, West-Vlaanderen, Namen, Henegouwen, Tournes, Doornik en Malines sloten een federatie en verklaarden zich onafhankelijk. (Voor een groot deel is dit overigens het gebied welk in 1839 het huidige België ging vormen.) Dit document van 12 artikelen begon met een uitvoerige inleiding, waarin de reden van de onafhankelijksverklaring werd gegeven. De volledige onafhankelijkheidsverklaring (met de door mij vrij vertaalde inleiding). Ook in Weert was een opstand, en de Weertenaren trokken naar Roermond, waar ze onmiddellijk steun vonden. Hierop ontruimden de keizerlijke troepen van Joseph II op Luxemburg na, de Oostenrijkse Nederlanden. In november 1790 was het Oostenrijkse gezag weer hersteld.

Het leven in Oirsbeek (Zuid-Limburg) in 1789.

In "Publications de la Société Historique et archéologique dans le Duché de Limbourg" van 1789 staat een prachtig artikel over het leven in 1789, een eeuw eerder dan het nummer van het tijdschrift dus. Opgetekend uit de mond van iemand die het zelf heeft meegemaakt. Zeer de moeite waard!

1792: Begin Franse tijd

Aankomst van Franse troepen bij Rotterdam, 21 januari 1795. Aquarel van J.A. Langendijk

In 1792 trekt een Frans leger de Oostenrijkse Nederlanden en Brabant binnen. In december 1792 valt Roermond in Franse handen. (zie ook de rubriek "soldaten" bij Roermond 1600-1800). De bisschop was toen al naar Venlo gevlucht. In 1793 weet een Oostenrijks-Pruisisch leger de Fransen weer te verdrijven. Maar de oorlog gaat voort. In 1794 wordt eerst het land van Loon door de Fransen veroverd, waarbij nu vele plunderingen plaats vinden. De steden aan de Maas vallen een voor een, alleen Venlo en vooral Maastricht weten het nog even vol te houden. Beesel hoorde via het ambt Montfort bij de Republiek Nederland. Er waren in die tijd ook mensen uit Beesel soldaat geworden. Zo is een indirect familielid Johannes Beckers gesneuveld, hij overlijdt als soldaat in het Hollandse leger op 28-8-1794 op 39-jarige leeftijd. Tragische bijkomstigheid is dat 10 dagen daarvoor zijn 11 jaar oudere vrouw op 50 jarige leeftijd overleden blijkt te zijn. Zou hij dat geweten hebben?
(Johannes Beckers was getrouwd met de elf jaar oudere Theodora Smets (Smits), die aan het begin van hun huwelijk al 2 onwettige kinderen had. De ouders van deze soldaat waren Wilhelmus Beckers en Theodora Simons, de zus van een van mijn directe voorouders. Zie stamboom).
Kort daarna begint voor ons de Franse tijd.

 

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"