Sermoon op den feest-dagh van den H. Joannes den Dooper

Op de feestdag van Johannes de Doper

Quis putas puer iste erit? Etenim manus Domini erat cum illo.
Wie denkt u dat dit kind is? Want de hand van de heer was met hem. (Lucas I vs 66)

Onder alle bijgelovige volkeren is er geen volk zo genegen tot roekeloze en ongefundeerde voorspellingen van verborgen zaken als de Egyptenaren. Zij nemen steeds zo nodig hun toevlucht tot de chiromanie, de kunst om door middel van het bestuderen van de handen verborgen dingen te kunnen voorspellen. Het is een volk welk zich toelegt op dit soort inbeeldingen, en het denkt niet alleen natuurlijke dingen als gezondheid, ziekte, karakter of bouw van de mens te kunnen raden uit de strepen en lijnen der handen, maar ook zaken te kunnen voorspellen die voortkomen uit de vrije wil van de mensen of die in de onpeilbare voorzienigheid van God verborgen liggen.

Maar zulk een volk, dat zich deze kunsten dacht te kunnen aanmeten, is zelfs door heidenen als Plinius weggehoond, en ook door onze leraren, Pausen en concilies is dit soort kunsten afgekeurd en veroordeeld.

Toch is het dat ik heden (zoals ik tegen de loop van de natuur in uit onvruchtbare ouders toch een kind zie komen) chiromanie mag gebruiken, en ik ga nu zeggen wat het voor een kind zal zijn, onberispelijk zal ik zijn en zonder zonde: dit komt omdat de hand die ik ga lezen niet een hand van mensen is, maar het is de hand van God ("Manus Domini erat cum ille, de hand des Heren was met hem"). In welke handen volgens de getuigenis van David : "in manibus tuis fortis mea: in uw handen zijn mijn loten", of "mijn tijden" volgens de Hebreeuwse tekst, "in wiens hand alle loten, geluk, tijden en uren te lezen en te halen zijn".

Dit overwegende zal ik me nu dus verstouten om u te tonen:
  1. Wie de H. Johannes de Doper geweest is en hoe hij in heiligheid alle andere heiligen overtreft
  2. Hoe en waar wij zijn deugden enigszins horen na te volgen

Om dit te kunnen doen heb ik licht nodig, en wel een bovennatuurlijk en hemels licht. Tot de vader der lichten zullen wij ons richten, door de voorspraak van de Maagd Maria dienen we ons verzoekschrift in, met de aanhef

Ave Maria

Deel I

Als ik zie hoe verwonderd alle joden zijn bij de vreemde en wonderbaarlijke geboorte van de H. Johannes de Doper, en ik zie hoe ze hun hoofden bij elkaar steken, zich verbaasd afvragende en er achter proberen te komen "wat voor iemand is dat kind?" dan denk ik dat ik goed moet letten op de hand van God, die daar bij is, om te lezen waarnaar zij op zoek zijn. Met de abt Guernicus sprekende: "hij zal niet worden arundo desertis; sed Cedrus Paradisi: sed columna Caeli, gloria generis humani, miraculum mundi virtute et merito ultra mensuram hominum, conditione citra naturam Angelorum een riet der woestijn, maar een cederboom van het paradijs, een hemelse kolom, een luister voor het menselijk geslacht, een wereldwonder, begaafd met deugd en verdiensten, meer dan die van andere mensen, en die door zijn staat en houding zelfs engelen zal overtreffen". Maar ik ben bang dat een jood hier niet naar zal luisteren, omdat deze uitspraak door een Christen is gedaan.

Of sprekende met de aartsbisschop van Valencia, de H. Thomas à Villa Nova, zal hij worden "Homo gravis, severus, constans, mansuetus, pius, prudens, quietus, ingeniosus, sapientissimus, eloquentissimus, aspectu pulcher, conversatione gratus, moribus suavis, acer ingenio, potens eloquio, tante gravitatis et auctoritatis, ut solo aspectu cunctos mortales ad sui observantiam et reverentiam non modo aturus, sed etiam coacturus fit: een degelijke man, straf, standvastig, zachtmoedig, godvruchtig, voorzichtig, stil, verstandig, de allerwijste, de meest welsprekende, mooi van aangezicht, aangenaam in de omgang, zoet van zeden, scherp van verstand, machtig in zijn uitspraak, van zulk een standvastigheid en gezag dat hij met zijn gezicht de mensen niet alleen tot dienstbaarheid en eerbewijzen zal verleiden, maar hen zelfs daartoe zal dwingen." Ook nu weer denk ik dat de om de jonggeborene heen staande joden dergelijke voorspellingen zouden verwerpen, zich inbeeldende dat het niet mogelijk is om zulk een man te vinden, die in staat zou kunnen zijn beweging te brengen in hun trotse gemoed en hardnekkige hoovaardige begeerten, ja zeker niet hun zou kunnen dwingen tot eerbied en liefde.
Sprekende met de prelaat van Ravenna, de H. Petrus Chrystologus, zal de jonge Johannes de Doper later zijn: "schola virtutem, magniferium vitae, sanctitatis forma, justitiae norma etc.: een school van deugden, de voogd van het leven, de vorm van heiligheid, de regel van rechtvaardigheid, het voorbeeld voor zuiverheid, de weg naar boetvaardigheid, de vergever van zonden, de tucht des geloofs, groter dan mensen en gelijk aan engelen." Ook verstout ik me te zeggen wat Didacus Vega hiervan vindt: "Quod Joannes, duobos exceptis, omnes generatim antecellat: adeo ut si quaesieris quid sit baptista? Dicam: id omne, quod a Christo et ejus mater est: dat Johannes iedereen op twee na overtreft, en als je me vraagt wie Johannes de Doper is, zal ik antwoorden: dat hij alles is wat ook van Christus en zijn moeder gezegd kan worden"

De joden, horende dat hij groter dan als een van deze gehouden zou kunnen worden, groter ook dan hun vader Abraham en Isaac, Jacob en David, Mozes en Aaron etc. zullen toornig en driftig worden, en dit soort uitspraken, die zo openlijk en beslist gezegd zijn, zullen zij gebroederlijk willen wreken. Uiteindelijk, wat ik ook zeg, zij zullen het niet accepteren. Maar ze zullen roepen, gelijk zij die riepen toen het manna uit de hemel viel: "Manhu, wat is dit?" Nochtans "het was een brood: omne declamentum in se habentem, et omnis saporis suavitatem: Ja, deserviens unius cujusque voluntati: alle wellustigheid in zich hebbende, en zoet van smaak, beantwoordend aan wat ieder wilde." Ik zeg het nogmaals: "Vox verbi, lucerna solis, schola virtutem, sanctitatis forma, par angelis: Johannes zal zijn een cederboom uit het paradijs, een hemelse kolom, een wereldwonder. De stem van het woord. Het licht van de zon, de school der deugden, de vorm van heiligheid, gelijkvormig aan de engelen en begaafd met nog veel meer hoedanigheden." Maar het maakt niet uit. De joden zullen blijven roepen: "Quis putas puer iste? Wie denkt u dat dit kind zal worden?" Totdat ik uit de hand van God, die bij Johannes is, waarin alle avonturen van de mensen te lezen zijn, hun uit naam van God zal zeggen: "Johannes is: Homo missius a Deo: ut testimonium perhiberet de lumine: een mens van God gezonden om getuigenis van het licht te geven." En de profeet van de allerhoogste "ad dandam scientiam plebi ejus, in remissionem peccatorum…: om aan zijn volk te geven de kennis van zaligheid, tot vergeving van zonden". "Et ipse est Elias, propheta? Et plus quam propheta: Hij is de Elias, een profeet? Meer dan een profeet." "Lucerna ardens et lucens: hij is een brandende en lichtende fakkel, vox clamantis in deserto. Parate viam Domini. Rectas facitesemitas ejus: een stem, roepende in de woestijn: plaveit de weg des Heren, maak zijn voetpaden recht.""Illo de quo scriptum est: ecce ego mitto Angelum meum ante faciem tuam, qui praeparabit viam tuam ante te: hij is het over wie geschreven is: ziet, ik zend mijn engel voor uw aangezicht, die uw weg zal voorbereiden." Ja wat meer is: "Amen dico vobis, non jurrexit major inter natos mulierum Ioanne Baptista: ik zeg u voorwaar dat er onder de kinderen van vrouwen geen groter iemand is opgestaan als Johannes de Doper." Na dit gezegd te hebben zullen de omstanders stil blijven staan en ophouden met schreeuwen, daar aan deze voorspellingen niet valt te twijfelen. Doordat deze uit de mond van God zelf komen, waar slechts de waarheid, die door eenieder aanvaard moet worden, kan komen.

Derhalve, volgens de uitspraak van God: Johannes is meer dan een profeet. Hij is de vlam van de roepende, hij is een brandende en lichtende fakkel. Hij is de engel die God vooruit loopt. Hij is groot voor de Heer. Hij is de grootste onder al de kinderen van vrouwen. Dus groter dan Abraham, groter dan Isaac, groter dan Jacob, groter dan Mozes. Hij overtreft iedereen. Hij gaat iedereen te boven in deugd, gratie en eer.
Houdt dan op, joden, en stel u tevreden met hetgeen in de hand van God over Johannes gelezen wordt. Want het zijn onfeilbare waarheden. Johannes is een mens, dat is waar. Maar hij is slechts een mens volgens de natuur, Joannes is een engel. Hij is een engel door gratie, wat meer inhoudt dan een engel vanuit de natuur te zijn. Of, zoals Vega spreekt: "Majoris est dignitatis, hij is groter en waardiger". Zal ik zeggen waarom? Wel zegt Didacus: Laken, welk uit zilver- of gouddraad bestaat en goud- of zilverlaken genoemd kan worden, is naar stof en materie kostelijker en mooier dan laken dat uit wol, haar, vlas, zijde of bast wordt geweven. Maar zie, door de edele borduurkunst kan dit wollen of zijden laken zo met parels, juwelen, goud, zilver en andere kostbare dingen doorweven worden, dat het ontegenzeggelijk in waarde en schoonheid uit zal steken boven het gouden laken.

Een ander voorbeeld: hij die uit zilver, goud, koper of brons zijn beelden of standbeelden maakt, maakt beelden die naar materie en stof meer waard zijn dan beelden van hout of steen. Maar toch kan men houten of stenen beelden zo aardig, levendig en kunstig maken, dat ze meer waard zijn dan gouden of zilveren beelden. Dit blijkt bijv. uit twee beelden van Lifippus die koning Alexander de Grote uitbeelden, waarvan een uit zilver gegoten is, het ander uit marmer gehouwen. Men schat dat het marmeren nu 10800 kronen meer waard is, vanwege de kunstige en aardige manier van uithouwen. Zo dus: al zijn de engelen des hemels naar hun natuurlijke wezen, omdat zij subtieler, minder lichamelijk, edeler en van meer geestelijke aard zijn, dus vanuit materie en stof gezien voortreffelijker en meer verheven dan mensen, nochtans kunnen mensen door de almogende hand van God, zo doorweven doorwerkt zijn, zo geborduurd en doornaaid met allerlei soorten gratiën en hemelse paarlen, dat zij in schoonheid, kostelijkheid en waarde die van de engelen in de hemel verre te boven gaan. Alles zie je in de H. Johannes, zegt Vega: "Qui tanta fuit gratia sublimatus, ut illa Angelis praecelluerit etc. : die met zulke gratie verheven is geweest, dat hij de engelen daardoor te boven is gegaan, ja verre te boven is gegaan. Dat de H. Johannes in de hemel voor zichzelf een voogdij en buitenverblijf gemaakt heeft, apart van alle anderen."

Maar wat wil ik trachten Johannes te prijzen, hij die door God zelf al zo geprezen is. En dat niet kort of in het voorbijgaan (zoals bijv. Petrus, Maria Magdalena, de honderdste man en anderen geprezen zijn), maar uitvoerig, en met volledige opzet en beraad. Wat zoveel meer is volgens mijn H. Broeder Thomas à Villa: "etiamsi totum caelum et tota terra simul voluissent laudare Joannem; non esset ei tanta gloria: had de hele hemel en aarde samen Johannes willen prijzen, dan nog zou hem geen glorie genoeg geweest zijn. Zij zouden niet in staat zijn om hem genoeg eer te bewijzen." Daarom zwijg ik verder van zijn eer, laat een ieder ervaren wie hij is.

Deel II

Laat ik me nu richten op hem, als tot een school van deugdzaamheid, of als voorbeeld van Christelijke volmaakheid, zoals de H. Petrus Chrysologus hem noemt, om te zien of wij door zo naar hem te kijken, enige deugden, die nuttig voor ons zijn, van hem kunnen leren. Of dat wij ons op zijn minst gaan schamen, omdat we zo onvolmaakt zijn en zo ver af staan van zijn manier van leven.

Want, wat vraagt God anders van ons, als datgeen wat ik hier zal zeggen, en aan zijn profeet Ezechiël gebiedt op de volgende manier: "Fili Hominis, ostende Domui Israel templum; confundantur ab iniquitatibus suis; metiantur fabricam: erubescans ex omnibus quae fecerunt: Gij, zoon des mensen, vertoont deze tempel aan Israëls kinderen: opdat zij over hun slechtheden zeer beschaamd worden. Laat hun het gebouw afmeten, opdat ze een afkeer krijgen van alles wat ze in het werk hebben gesteld. Toon hun de gedaante van de tempel, de uitgangen en de ingangen van het gebouw, alles ook wat er onderhouden moet worden, al de regels en de wetten. En schrijf het voor hun ogen op, opdat ze zich aan al deze voorschriften en wetten mogen gaan houden."

Wat wil, zeg ik, God hier anders als dat zijn predikanten en dienaren aan zijn Israëlieten, dat zijn de uitverkoren Christenen die hem eens hopen te zien, de tempel zien (niet de tempel die Salomon uit stenen en andere materialen eens te Jerusalem gesticht heeft), maar de tempel die hij zelf in de harten van zijn uitverkoren zielen, uit deugden en gratiën tot zijn woning en glorie kunstig gebouwd heeft. En van waaruit de apostel spreekt, in zijn geschriften aan de Corinthiërs: "Vos enim estis Templum Dei vivi: U bent de tempel van de levende God."

Deze tempel, te weten het heilig leven der heiligen, oftewel de zielen waar God in woont moeten aan alle zielen getoond worden, zodat zij daar in zien hoever ze al in deugdzaamheid gevorderd zijn en hoever ze nog van de volmaakte deugdzaamheid af zijn. Deze tempels moeten zij meten en opnieuw meten, bezien en bespioneren van alle kanten, van jongs af aan tot aan het einde toe; van hun minste tot hun meeste deugden, van hun woorden tot hun daden.
Mijn H. Broeder en bisschop à Villa Nova legt dit helder uit: "videant eorum vitam de conversationem, ardorem et fidem, metioantur fabricae longitudinem, altitudinem, latitudinem, cordis eorum: mensuras illas gratiarum, donorum, virtutem, bonorum operum, meritorum illorum, confundantur, erubescant a talibus Parentibus degenerasse fe, quod tam longe funt ab illis: laat hen inzien en onderzoeken hun leven, handel en wandel, hun ijver en geloof, laat ze afmeten de tempel van hun hart, zijn lengte, hoogte, breedte: de maten van hun gratie, gaven, deugden, goede werken en verdiensten; opdat ze beschaamd worden dat zij van zulke ouders ontaard zijn en zo ver nog van hen af zijn." Wat een grote schande en beschaamdheid is dit alles voor ons, godvruchtige zielen! Zo veel heiligen te zien en zulke grote wonderbaarlijke heiligen van alle maten en soorten, welke uitsteken in alle deugden en Christelijke volmaaktheden, en die als bergen en torens voor ons uitschijnen, waarbij wij slechts kleine muggen of mieren zijn met alles wat we zijn: niettegenstaande wij vaak veel betere gelegenheden en middelen hebben dan zij ooit gehad hebben om Christelijk te leven, om deugden en goede zeden te leren, God te volgen en volmaakt te worden.

Wat een schande en beschaamdheid, ik zeg het nogmaals, is het voor ons, daar wij dezelfde, ja betere gelegenheid hebben om te zijn wat zij zijn. Mag men niet roepen met de bespieders van het land van belofte, als zij het zelf met verwondering zagen, roepende: "Terra adquam misisti nos, revera fluit lacte et melle: ut ex his fructibus cognoscipotest: sed cultores fortissimos habet, et urbes grandes atque muratas…: het land waar Gij ons naar toe hebt gezonden vloeit waarlijk over van melk en honing, zoals men ook aan de vruchten kan zien. Maar de inwoners zijn zeer sterk, en hun steden zijn groot en vast ommuurd… "Et populus quem aspeximus procerae staturae est. Ibi vidimus monstra quaedam filiorum Enac de genere gigantaeo, quibus nos comparati, quasi locustae videbamur: het volk dat wij aldaar gezien hebben, is zeer lang. We hebben er enkele monsters gezien der kinderen van Enac van het geslacht der reuzen, bij wie wij vergeleken sprinkhanen lijken te zijn."

En mag men niet roepen "o God, O God" als men zijn ogen opslaat naar de heiligen die in de hemel zijn, en op hen die nog beneden zijn. Die daar boven zijn reuzen, die hier beneden zijn naenkens (noot: dit zijn kleine kersen). Die daar boven zijn bergen, die hier beneden kleine heuvels? Och, men mag het roepen en zeggen, en waarom?
Vergelijk de professoren van onze tijd eens met ene Augustinus, Ambrosius, Hiëronymus, Chrysostomus , of de bisschoppen met ene Martinus, Nicolaas, Hilarius, of de abten met Benedictus, Bernardus, Antonius of de religieuzen met Franciscus, Dominicus, Bruno of onze nonnekes met Catharina van Siena, Rosa, Theresia enz.
Kijk naar onze keizers en vergelijk ze met Theodosius, Henricus, Karel de Grote, of naar onze koningen en stel ze naast Ludovicus, Edward, Casimir, of stel onze prinsessen naast: Helena, Cunegundis, Elizabeth, of onze soldaten naast: Mauritius, Adrianus, Sebastianus, Victor. Wat stelt al hetgeen hier tegenwoordig beneden is voor bij hetgeen boven is? Roepen zult gij en de waarheid spreken: het zijn monsters, reuzen, bergen en torens. En wij bij hen vergeleken zijn sprinkhanen, mieren en naenkens. Is dit niet schandelijk voor ons? Ach, laat hen de tempel zien. "Metiantus fabricam: erubescant ex omnibus quae fecerunt: meet het gebouw af, zodat je over haar slechte dingen geheel beschaamd wordt."
Is het een schande om door de grootste heiligen overtroffen te worden? Het is al een eer als je niet met de kleinste vergeleken wordt.

Staat men beschaamd als men vergeleken wordt met Agnes, Barbara, Vitus, Simeon die nog maar jonge kinderen waren. Hoe beschaamd zal men dan niet zijn als je staat bij Onuphrius, Wilhelmus, Franciscus, Bruno, Catharina van Siena enz. Wat ik wil zeggen: vergeleken met Johannes de Doper "ex Domini testimonio omnes Sanctos viva meritis, sanctitate praecellens?: naar de getuigenis van onze Heer, die alle heiligen door zijn zedig leven en verdiensten te boven gaat.", aldus de H. Thomas à Villa Nova. Bij zulk een reus, berg en toren te staan, helaas. Wat is het voor schande? Een knapenpostuur, een muggenzwerm, een mierenhoop, meer is het niet.

Maar, kijk en meet eens de tempel, die de H. Geest in het lichaam van Elisabeth als woning heeft gebouwd, een tempel die door menig mensenoog gezien is en met genoegen bewoond is. En schaamte voor hen die zo verdoemd geboren zijn, vol vuiligheid ter wereld gebracht, vernederd en besmeurd, wij, kinderen van Abraham.

Kijk en meet deze tempel, hovaardige wereld, en merk hoe een kind, slechts vijf jaar oud, Vega leert. Of op zevenjarige leeftijd, zoals Thomas à Villa Nova zegt, de hele wereld verzaakt. Want: "Magnopere admirandum (het zijn de woorden van Didacus) quod parvulus annos quinque natus, ad nostram omnium verecundiam, summamque confusionem mundo tergiversetur, spretisque eius deliciis, omnique carnali voluptate pessundata, Deum per sentes et dumeta per devia montium, quaerat, scelera defleat? Et patris domo relicta (dit is te Villa Nova) septennis vastam ingreditur solitudinem: Ziet, zeg ik, hoe een kind van vijf tot zeven jaren vader en moeder verlaat, alle wellusten en weelden, ambten en eretitels die hij kan genieten, alle ijdelheid veracht en kloekmoedig alle mensenhandel verzaakt, naar verlaten plaatsen en woeste bossen loopt om onder hagen en heggen, achter bergen en dalen, tussen wolven en slangen, zijn leven doorbrengt in alle verworpen ootmoedigheid en ootmoedige verworpenheid. Schaamt u dus als u, al wat ouder en bij uw volle verstand, dag en nacht er op uit wilt trekken om van mensen geëerd, gevreesd en aanbeden te worden"

Kijk en meet deze tempel, o gierige em geldzuchtige wereld, en zie hoe een edelman zonder huis en huisraad, zonder meid of knecht, goed kan leven, schaamt u, schaamt u omdat gij zo vroeg en zo laat, bij tij en ontij, loopt en kerft, woelt en zucht, zweet en werkt om land en zand, huis en hof, geld en goed te vergaren, waar je als levende niets aan hebt en wat je als stervende slechts zult vermaken aan ondankbare mensen.

Kijk en meet deze tempel, overdadige en gulzige wereld. Kijk hoe een tenger kind met wilde honing, water en sprinkhanen, wat geen mensenkost is zoals de H. Bernardus getuigt, zich gezond en sterk kan houden. Schaamt u, schaamt u diep en stevig, bij het eten van zoveel verschillende gerechten en schotels, sausen en specerijen, bieren en wijnen, waar gij eetlust in zoekt en waar u uw lichaam, welk uiteindelijk spijs der wormen zal zijn, mee vetmest. Alles leidt slechts, zo zeg ik, tot vele ziekten en een snelle dood.

Kijk en meet deze tempel, modebewuste en prachtige wereld, en merk hoe deze edelman met zakken en ruwe kameelharen vellen (wat een harde en pijnlijke dracht) zijn lichaam bedekt en zich kan beschermen tegen hagel en sneeuw en andere ongemakken van de buitenlucht, en verfoei alle modes en klerenpracht. Gij kunt hem beter navolgen. Schaam u met uw ijdelheid, uw zotheid, u zo lichtvaardig en hoerig te versieren en op te maken tot uw eigen ondergang en tot verderf van talloze zielen, die u door uw schandalig voorkomen de hals breekt, terwijl u hen verleidt tot onzuiverheid door het pronken met uw lichaam, met uw blote hals, borsten, armen en wat al dan niet meer. En intussen uw eigen buik vetmest, uw zuiverheid verkoopt, uw schuldenaars doet vasten en een martelaar van de duivel wordt, zoals de H. Chrysostomus ons leert.

Kijk en meet de tempel. O vleselijke, ja beestachtige wereld, en zie welk vermaak en genoegen deze zuivere engel vindt in het zuiver zijn, en om zuiver te blijven het gezelschap van andere mensen ontvlucht, en leeft in woestijnen, woont in spelonken en slaapt op de aarde, gekleed gaat in haar, en hitte en koude doorstaat, honger en dorst, regen en sneeuw, wind en vorst. Ach, schaamt u, schaamt u, in jullie vuile schuim, vuile stinkende modder van onkuisheid en overspel, het zoeken van plezier in hoererij en bloedschande, het rot maken van uw lichaam en het versmoren van uw ziel en zo te vinden de hel.

Kijk en meet de tempel. O vadsige nietsnutten en tijdverspillende mensen. Merk hoe deze dienaar van God "Die noctuque contempliationi et orationibus macat" om de woorden van de H. Vader Thomas à Villa Nova te gebruiken "indefinenter Dominum laudat, gratias agit. Ziet zeg ik, hoe deze Johannes de Doper dag en nacht niets anders doet als mediteren en bidden zonder ophouden, steeds maar God looft en dankt, aanschouwt en omhelst, door de Hemel vliegt en God ziende meer en meer genegen is om God te beminnen en te dienen. Ach, schaamt u, hoeveel kostelijke uren, hoeveel profijtelijke dagen, hoeveel waardeloze jaren met eten en drinken, klappen en snappen, lopen en drillen, krollen en blanketten en anderszins nutteloos worden doorgebracht, waarbij God wordt vergeten, de hemel verzuimd en alle goeds uit het oog wordt verloren.

Kijk en meet de tempel. O trouweloze mensen, gij die met doordachte opzet en doordachte vrijwilligheid, uw heiligheid aan God hebt verbonden, en door een driedubbele band (nog los van de band van het doopsel) aan God hebt verplicht, om hem zuiver, armgeestelijk en onderdanig te dienen en tot het einde van uw leven ootmoedig en trouw te dienen en te volgen. Ach kijk naar de tempel en zie hoe deze Johannes de Doper is "vitae monasticae primus parens, primus institutor et inventor; qui vitam hanc Caelibem et opere demonstravit: de eerste stichter, insteller en uitvinder van het geestelijk leven. Dit heeft hij niet zelf in geschreven boeken achtergelaten maar door fijne voorbeelden en werken laten zien" Steeds zich houdende aan zuiverheid en armoede, buiten de conversatie met mensen en het gewoel van de wereld. Pudeat, Pudeat: schaamt u, schaamt u. Ik zeg het niet, want ik wil u niet berispen of schatplichtig maken, want ik ben een van u, van hetzelfde slag, en misschien wel een van de ergsten. Maar het is de aartsbisschop van Valencia, liefhebber van de zielen en trompetter van de waarheid, mijn broeder, de H. Thomas à Villa Nova, die geen zonden door de vingers kan zien en daarom roept: "Pudeat, pudeat, schaamt u, schaamt u". en waarom, à Villa Nova? Waarom? Och. "Ubi nunc in religionibus illa puritas? Illa innocentia? Illa fanctitas? Ubi ille devotionis fervor? Ille poenitentiae rigor? Ille continentiae vigor? Ubi solitudo illa? Abstinentia illa?: waar vindt men in kloosters zuiverheid? Waar onnozelheid.?. Waar heiligheid? Waar ijver van godvruchtigheid? Stenge boetvaardigheid? Krachtige onthouding? Eenzaamheid? Welgemanierdheid? Verachting van de wereld? Het verzaken van alle overdaad? Ijver voor rechtvaardigheid?" Waar zijn deze deugden van onze voormalige religieuzen? Waar zijn ze? Zeker, ver te zoeken en niet te vinden. Daarom: "Vae nobis! Vae nobis! Quia solum nomen vacuum religionis, solam tonsuram et habitum gestamus, deliciosi, delicati etc.: wee ons, wee ons. Wij voeren slechts de ijdele naam van monnik, we dragen slechts het kruis en het kleed, men is zachtzinnig, lekker, trots, hovaardig, wellustig, rusteloos, lui, traag, zonder godsvrucht, zonder geest, zonder ingetogenheid, wij zijn handelaren, koopmannen, lasteraars, zwervers." "Facti sumus sicut populus: non tamen sicut populus judicandi: men is gelijk het volk of de gewone man. En zoals de gewone man zal men niet door God geoordeeld worden?"

Het is veel, en vrij omstandig gezegd. Meet deze tempel, o kleinhartige pluimstrijkers, die uit menselijk opzicht en voor uw eigen welzijn, zo dikwijls de waarheid wegwimpelen. Ja zelfs loochenen, vaak datgeen wat krom is recht noemt en dat wat gelogen is als waarheid verkoopt. O pluimstrijkers, blokslijpers, mouwvagers, korfdragers, die de fouten liefkoost en met mooie mantels en falies de vuiligheid bedekt van degene die u wilt behagen. Och, och, kijk naar de tempel, let op Johannes en merk op hoe hij noch farizeeër, noch klerken, noch priesters noch koningen ontziet, maar zonder vrees en menselijk ontzag tegen ieder het zijne zegt en hun in het gezicht wrijft: "Genimina viperarum, dat zij maar slangengebroed zijn" en hovaardig, afgunstig, verwaand, geschilderde grafstenen, vuil stinkend water van zonden. Dat ook koningen geen overspel mogen plegen en de vrouw van hun broer misbruiken. Maar boetvaardigheid moeten betrachten, voor de boom afgekapt en in het vuur wordt gesmeten. Ach, schaamt u, schaamt u om iedereen te vleien en achter ze aan te lopen, om ze niet te mishagen. Schaamt u wit te noemen wat zwart is, recht wat krom is, geoorloofd wat ongeoorloofd is: schaamt u, schaamt u voor uw politieke handelen, de Grote te beschermen, de kleine te beschuldigen. De rijke te ontzien, de arme te verstoten. En dat alleen om vriend van de mens te zijn, maar vijand van God te worden.

Immers, om nu af te sluiten: "Fili hominis, ostende domui Israel templum, metiantur fabricam. Confundantur ex omnibus quae fecerunt. Ezechiël, of predikant, laat deze tempel zien aan de kinderen van Israël. Stel het volk voor ogen het leven van Johannes de Doper, opdat zij dat leven vergelijken met hun eigen leven." Laten ze het vergelijken met alles wat ze gedaan hebben en laten ze geheel beschaamd worden. Want zich zelf ziende, zullen ze bespeuren een donker dwaallicht. Hem ziende zullen ze zien een ziel in alle volmaaktheden volmaakt. Naar zich zelf kijkende zullen ze zien een ziel vol gebreken en zonden, zij zullen beschaamd staan, en zichzelf vernederen, ze zullen beter gade slaan en zich oefenen in deugden, en zich verwijderen van zonden, en zich aansporen tot volmaaktheid, wetende, dat al hetgeen ze tot nog toe zijn, in geen enkel opzicht iets anders is dan een enkele schaduw. Waarbij alles wat ze zelf zijn slechts een kleur is, of een slap aftreksel van een mens. En dat zij zich voornemen om voortaan bij alles wat ze zeggen en doen, hemels en goddelijk te denken om zo tot God te naderen, door hier beneden deugdzaam en goed te zijn. Waardoor loon en glorie hierboven gegeven zal worden door God de Vader, de Zoon en de H. Geest, amen.

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"