Limburg 1500-1600

Middeleeuwen

Van 900-1500 was het huidige Nederland en België opgedeeld in talloze grotere en kleinere gebieden. Een belangrijk centraal gelegen gebied tussen Noord-Frankrijk en Noord-Nederland was Brabant. Andere belangrijke gebieden waren het Bisdom Luik, de hertogdommen Limburg, Gelre, Gulick en Luxemburg, het graafschap Vlaanderen en Holland. Kleinere gebieden waren bijv. het graafschap Loon en het graafschap Kessel. Zie overzichtskaart. Nadat de Duitse keizer Hendrik VI in 1197 was overleden, kozen de Duitse vorsten, en dus ook de heren in en om het huidige Limburg, partij in de daarop volgende opvolgingsstrijd. Een deel gaf steun aan de broer van de keizer Filips van Zwaben, die de Staufische partij vertegenwoordigde, en een ander deel gaf de voorkeur aan Otto IV, de zoon van Hendrik de Leeuw, als vertegenwoordiger van de Welfische partij. Brabant koos voor Otto, maar Gelre en Loon gaven de voorkeur aan Filips. In de strijd die volgde, versloeg Brabant zijn regionale opponenten en kreeg het bovendien als dank voor de geleverde steun van Otto in 1202 diens rechten op Maastricht. Omdat in deze stad ook de bisschop van Luik sinds het jaar 908 rechten bezat, kende Maastricht een tweeherigheid. (zie ook geschiedenis van Maastricht). In deze periode is de slag bij Woeringen van 1288 een belangrijke gebeurtenis, o.a. omdat bepaalde toekomstige grenzen daardoor tot stand komen.

Brabant was in de dertiende eeuw niet alleen in het bezit gekomen van Maastricht, ook Dalhem was in 1244 in handen van de hertog geraakt. In de veertiende eeuw vond uitbreiding met Valkenburg plaats, terwijl ook Sittard, zij het tijdelijk, en Heerlen Brabants werden. Heerlen werd vervolgens samengevoegd met het land van Valkenburg. Deze situatie stabiliseerde zich en de hertog van Brabant was vanaf deze periode aan de oostzijde van de Maas in het bezit van het voormalige hertogdom Limburg en de zogenoemde landen van Overmaze, Valkenburg, Rode en Dalhem.

Het graafschap Gelre, dat in de elfde eeuw was ontstaan rond de plaatsen Wassenberg en Geldern, had met het bezit van Roermond en Venlo een belangrijke positie aan de Maas. De graven van Gelre wisten met wisselend succes hun gebied regelmatig uit te breiden. De grootste uitbreidingen vonden plaats in het noorden, waar in het midden van de twaalfde eeuw het graafschap Zutphen werd verworven, in 1196 de Veluwe en in 1247 de stad Nijmegen en omgeving. Maar ook in het zuidelijk deel van het graafschap, dat allengs het Overkwartier of Opper-Gelre werd genoemd, streefden de graven naar uitbreiding. Onder andere kwamen Roosteren, Linne, Kessel, Susteren, Mook en Venray in het bezit van de graaf van Gelre, die zich sinds 1339 hertog mocht noemen. Als gevolg van het uitsterven van het regerende huis in Gelre kwam het hertogdom in 1373 bij Gulik. Van 1393 tot 1423 werden beide hertogdommen door één vorst geregeerd. In 1397 brak weer een conflict uit tussen Brabant en Gelre. Dit liep gunstig af voor Gelderse landheer: bij de Vrede van Ravenstein in 1399 kwam deze in het bezit van het Land van Cuijk. Toen in 1423 ook de Gulikse hertog kinderloos stierf, werd de personele unie ontbonden en kwamen in Gelre hertogen uit het huis Egmond aan het bewind.

Gulik was grotendeels buiten het huidige Limburg gelegen. Tegelen en omgeving, dat tot Kessel behoorde, werd in 1311 Guliks bezit, terwijl Sittard, Born en Susteren, als deel van de Valkenburgse boedel, in 1400 aan Gulik kwamen. De korte personele unie met Gelre tussen 1393 en 1423 heeft geen consequenties gehad voor Gulik. Gulik kon zijn bezittingen in Limburg behouden tot aan het einde van het Ancien Régime.

Het prinsbisdom Luik was het wereldlijke bestuursgebied van de bisschop van Luik. Het lag weliswaar ten zuiden van Limburg, maar de prinsbisschop speelde een meer dan marginale rol in de ontwikkelingen. Zoals gezegd verkreeg de bisschop in Maastricht reeds in de tiende eeuw rechten, die hij aanvankelijk met de keizer en later met Brabant moest delen. De bisschop was dan ook regelmatig betrokken bij conflicten, die in Limburg speelden.

Tot Luik behoorde ook het graafschap Loon. Het was een Luiks leen, dat een groot deel van het huidige Belgische Limburg besloeg en waartoe ook Horn behoorde. De Loonse graven hadden in de loop van de elfde en twaalfde eeuw een vrij zelfstandige positie weten op te bouwen. Vanwege het beheersen van een deel van de handelsroute van de kust naar Maastricht en verder oostwaarts lag voor hen een belangentegenstelling met Brabant voor de hand, terwijl ook de bisschop van Luik, in zijn hoedanigheid van leenheer, belangen in het graafschap bleef houden. In de dertiende eeuw ging de zelfstandige positie van Loon geleidelijk verloren. Een niet geslaagde poging in het begin van die eeuw door huwelijk Holland in bezit te krijgen, werd door Brabant uitgebuit, terwijl ook de bisschop zijn positie wist te versterken. Toen het gravengeslacht in 1336 uitstierf, kwam de erfenis aanvankelijk aan de heer van Heinsberg, maar toen ook deze in 1362 kinderloos stierf, trok de bisschop het graafschap weer aan zich en voerde hij sinds 1366 tevens de titel graaf van Loon.

De heer van Horn was een leenman van de graaf van Loon. Deze wist in de de dertiende eeuw door koop, ruil en erfenis belangrijke rechten te verwerven in Weert en Nederweert. In 1450 werd de heer verheven tot graaf. In 1540 kwam het graafschap door erfenis in bezit van Filips de Montmorency, die graaf van Horn was tot 1568. Na zijn terechtstelling in dat jaar in Brussel, in de beginfase van de Opstand tegen Spanje, liet koning Filips 11 zijn goederen confisqueren. In 1614 kwam Horn weer bij Luik. Weert en Nederweert werden Gelders gebied.

Ten noorden van Horn ligt op de linker Maasoever het Land van Kessel. In de twaalfde eeuw lag hier al een graafschap van deze naam. Tot dit gebied behoorden onder meer Venray, Horst, Blerick, Maasbree, Helden en Kessel. Ook op de rechter Maasoever had de graaf van Kessel bezittingen, te weten Brüggen, Grevenbroich en Gladbach. Door zijn deelname aan een oorlog om het graafschap Gulik tegen de aartsbisschop van Keulen (1277-1279) kwam de graaf echter in financiële problemen. Nadat Venray al eerder in Gelderse handen was gekomen, werd het gebied op de linker Maasoever in 1279 verkocht aan de graaf van Gelre. Toen in 1305 het gravengeslacht uitstierf, kwamen de overige delen in bezit van Gulik. Hiertoe behoorde, als deel van het ambt Brüggen, ook Tegelen.

In het noorden van Limburg lag, als een wig tussen het Overkwartier en het Nederkwartier van Gelre, een deel van het grondgebied van Kleef. In 1441 kwam de hertog in het bezit van de heerlijkheid Gennep, waartoe ook Mook, Siebengewald, Ottersum en het op de linker Maasoever gelegen Oeffelt behoorden. Kleef werd in 1468 verslagen door Gelre, maar omdat de hertog van Gelre kort daarna in Karel de Stoute zijn meerdere moest erkennen, bleef het Kleefse territoir in stand. Verscheidene verwanten van de hertog traden in dienst van de Bourgondiërs en later van de Habsburgers. Van hen is Filips van Kleef (1456-1528) wel de bekendste.(Ramakers, Atlas van historische vestingwerken, Limburg).

Na 1500 is als eerste erg belangrijk het verdrag van Venlo uit 1543.

1500-1600

Het verdrag van Venlo

De kleuren laten de grenzen zien van de hertogdommen. Bij Roermond: wit zijn vrije graafschappen, Oranje = Gelder, blauw = Gulick.
Bron: Geschiedenis van Limburg deel I, zie "belangrijke bronnen". Klik hier voor een kaart met meer gegevens.

Tussen 1350 en 1500 zien we hoe een groot deel van het tegenwoordige België en Nederland door huwelijkspolitiek bij het hertogdom Bourgondië komt. Ten oosten van dit machtige hertogdom liggen enkele kleine hertogdommen, die bij de Duitse bond horen: Gelder, Gulik, Kleef en nog enkele kleine hertogdommen. Ook zij komen tijdelijk samen, doordat Kleef en Gulick door huwelijk aan elkaar verbonden raken en Gelre bij gebrek aan opvolger Willem, de hertog van Kleef, als hoogste baas kiest. Het Prins-bisdom Luik blijft zelfstandig, maar er zitten keerzijden aan dit verhaal: toen in 1482 de bisschoppelijke zetel weer vacant was, steunde koning Lodewijk van Frankrijk Willem van der Marck. De Duitse keizer Maximilaan van Oostenrijk - echtgenoot van de Bourgondische erfgename en regent van de Nederlanden- schaarde zich onmiddellijk achter diens tegenstander Jan van Horne. De keizerlijk troepen richtten een bloedbad aan in Hasselt en ook andere steden werden getroffen door geweld. In 1483 werden de vijandelijkheden tijdelijk gestaakt, maar de werkloze huurlingen plunderden de Kempen. Willem van der Marck werd in 1485 in Maastricht onthoofd, maar zijn broers Robrecht en Erard zetten de burgeroorlog voort. In 1490 sloegen ze hun hoofdkwartier op in het kasteel van Vogelsanck (Zolder) en het kwam in Zonhoven tot een treffen met de Luikse troepen. De Van der Marcks werden zwaar verslagen; volgens ooggetuigen bleven er 700 tot 1300 doden op het slagveld achter. De strijd had diepe wonden geslagen en in het prinsbisdom was men het erover eens dat men zich voortaan best neutraal kon opstellen als de grote mogendheden weer eens oorlog voerden. Elk voorbijtrekkend leger kreeg vrije toegang. De voordelen waren duidelijk: Luik behield zijn onafhankelijkheid en had geen duur leger nodig. Bovendien verdiende de eigen wapenindustrie nog aardig aan de strijdende partijen. Maar de gewone man werd voortdurend getergd door buitenlandse legers die vrije doorgang hadden in deze streken en de weerloze bewoners uitbuitten. (bron: www.oud-limburg.be, zie belangrijke bronnen) In 1498 valt keizer Maximiliaan het Gelderse overkwartier binnen, en doordat lagere adel van Kleef en Gulick Maximiliaan steunt, en door de bewuste neutraliteit van Luik wordt dit Gelre uiteindelijk noodlottig. De oorlogstoestanden duren van 1498 tot 1543. Alle delen van Gelre waren in deze tijd zeer vaak oorlogstoneel met de daarmee gepaard gaande inkwartieringen, plunderingen en brandstichtingen. Het was een moeilijke tijd voor met name steden als Roermond en Venlo en de dorpen er om heen. Vlak voor het einde van deze oorlog leek Gelre nog aan de winnende hand. Gelderse troepen waren Brabant binnengevallen, plunderden het platteland, belegerden Antwerpen en Leuven en verenigden zich bij Luxemburg met Franse troepen. Daarop zetten de Habsburgse troepen een aanval in vanuit het noorden (Gulick) en plunderden en brandden alles wat ze tegenkwamen op een nog veel gruwelijker wijze (de branden waren tot vanaf de raadstoren in Keulen te zien). De Gelrenaren sloegen terug. Toen greep Karel V van Spanje persoonlijk in. Aan het hoofd van een aanzienlijk leger stond hij op 30 augustus 1543 voor Roermond. De stad gaf zich over, enkele dagen later ook Venlo. Het verdrag van Venlo (1543) luidde feitelijk het verdrag van Augsburg (1548) in, waarmee niet alleen Gelre werd ingelijfd, maar ook een groot deel van de noordelijke Nederlanden: de 17 provinciën der Nederlanden. Hierbij komt een groot deel van het tegenwoordige Nederland en België onder het gezag van het Habsburgse rijk (Oostenrijk + Spanje). Maar voor Limburg zijn er belangrijke uitzonderingen. Luik en het land van Loon blijven onafhankelijk. Ook de hertogdommen Kleef en Gulick blijven zelfstandig, waardoor een groot deel van het huidige Nederlands Limburg er ook niet onder valt, zoals Tegelen, Sittard en wijde omgeving, Melick en Herkenbosch. Ook de vorstendommen Horn en Thorn blijven zelfstandig. Maar het hertogdom Gelre wordt wel ingelijfd, waardoor met name Roermond en de dorpen Swalmen en Beesel, Venlo en een groot deel van Noord-Limburg bij het Habsburgse rijk komen. Het centrale gezag ligt vanaf dat moment een tijd lang in Brussel, de hoofdstad van deze provincies. Daaronder zit in Midden-Limburg het bestuur van het overkwartier van Gelre, met vanaf 1580 als hoofdstad Roermond. Aan het hoofd daarvan staat een stadhouder, andere bestuursorganen zijn het ook daar zetelende hof van Gelre en een statencollege (met afgevaardigden van de adel, kerk en steden). .

Maastricht 1517
We hebben een kort verslag van de stad Maastricht uit 1517, gezien vanuit de ogen van een Italiaan op doorreis door Europa. Opvallend is dat alle huizen in die tijd nog geheel van hout zijn, wat grote gevaren oplevert bij een stadsbrand.
1554 Stadsbrand Roermond
Op 15 juli 1554 werd Roermond getroffen door een grote brand, die een zeer aanzienlijk deel van de stad in de as legde. Dieven staken de stad in brand zodat ze ongehinderd de aftocht konden blazen na hun rooftocht. Om er weer boven op te komen hoefden de burgers 20 jaar geen tol te betalen te Grave, en pachten en renten werden voor zes jaar gehalveerd. De daken moesten nu verplicht van leien worden voorzien, en hiervoor kwam een subsidie.

Reformatie

Belangrijke ontwikkelingen in dezelfde tijd vonden plaats op kerkelijk terrein door de opkomst van de reformatie. Vooral vanuit Duitsland, Brandenburg, was er een steeds grotere invloed ook naar deze streken van de nieuwe godsdienstvorm, die al snel bron tot onrusten en indirect ook een bijdrage aan oorlogshandelingen tot gevolg had. Met name na het verdrag van Venlo, werd het Gelderse deel centralistisch vanuit Brussel bestuurd en ook verordeningen rond bestrijding van de reformatie werden uitgevaardigd. Ook de nog enigszins vrije gewesten Gulick en Kleef ontkwamen hier niet geheel aan. Reeds voor het verdrag van Venlo kwamen er steeds meer vrijdenkers maar waren er ook al uitvoerige kettervervolgingen. In 1530 werd in Luik de eerste priester, die Lutheraan was geworden, op de brandstapel verbrand. In Roermond werd later bisschop Lindanus instrument van de gevreesde inquisitie. Op 27 augustus 1566 viel het Weerter klooster van de Minderbroeders ten prooi aan beeldenstormers. In de kroniek van zuster Luyten van klooster Maria-Wijngaard lezen we:
Het lagh daeral oft in een bosch had geweest daer men hout hadde gehouwen. (...) ten 3 uren quamen sy eerst van daer, seer vermoeyt sijnde van slaen en breken, en ook hadden sij haer hamers en instrumenten soo aan stucken geslaegen en gebrocken, dat sij dien nacht niet meer konde bedrijven."
De volgende dag kwamen een aantal beeldenstormers terug. Nadat ze nog een paar beelden kapot hadden gesmeten zetten de zusters hen eten voor. Dat aten ze smakelijk op en ze vertrokken weer, gevolgd door een nieuwe groep die alleen maar kwam eten. Maar de nacht erna werd in de parochiekerk alles kort en klein geslagen en werd deze ingericht voor de gereformeerde dienst. De hervormingsgezinde pastoor ging diensten verzorgen. Ook werden er twee predikanten uit Keulen gehaald. De hervormingsgezinden hadden in Weert duidelijk de overhand. Een jaar later werd alles weer door tussenkomst van de Spaanse gezant Philips van Montmorency hersteld en kregen de ongehoorzame Weertenaren een boete opgelegd van F 16000. Alva vond echter dat Philips veel te lankmoedig was geweest en het veel te ver had laten komen. Hij ontbood hem naar Brussel waar hij werd onthoofd. In Weert werd opnieuw de macht door de hervormingsgezinden gegrepen. Er werd een leger op afgestuurd welk werd binnengelaten zonder enige strijd. Zo ontkwam Weert aan plundering. Klik hier voor meer informatie over de achtergrond van de beweging van de reformatie in Limburg en de beeldenstorm in Roermond. Ook is er een origineel artikel waaruit je een beeld krijgt hoe een hagepreek er aan toeging in Antwerpen. Hoe, nog voor Luther, de humanist Erasmus in 1507 aankeek tegen kloosterlingen en bisschoppen in "de lof der zotheid" is ook erg interessant en zegt veel over het klimaat waarin niet zo veel later de beeldenstorm plaatsvond. Meer over de geschiedenis van de Rooms-Katholieke kerk in Limburg tot 1800 in apart document. De stadskronikeur van Roermond geeft ook een aardig beeld van de toestand in zijn tijd. Jos Habets beschrijft ook deze tijd in zijn geschiedenis van het bisdom Roermond.

De tachtigjarige oorlog: eerste bedrijf

1568
Het steeds meer inperken van de macht van de hoge adel door bestuursregels en het steeds meer inperken van de godsdienstvrijheid (instellen van nieuwe bisdommen en natuurlijk de Spaanse inquisitie) zijn twee belangrijke oorzaken van de opstand, geleid door Willem van Oranje. Willem van Oranje verzamelde zijn legers in Duitsland, om van daaruit pogingen te kunnen ondernemen om Brussel, waar de macht werd uitgeoefend, te gaan veroveren. Dat maakte dat Limburg betrokken werd bij de oorlogshandelingen, daar de troepen van Willem daar door heen moesten. Eerst probeerden ze bij Luik en Maastricht de Maas over te steken. Dat mislukte. De eerste plunderingen in Zuid-Limburg door deze georganiseerde roversbende (want daar leek het volgens ooggetuigen meer op) begonnen. De abdij van Rolduc werd geplunderd en in brand gestoken en Heerlen en het platteland werden leeggeroofd. Toen lukte het wel bij Sittard, maar steden als Maaseik en Hasselt wisten de poorten gesloten te houden. Het land van Loon was vervolgens slachtoffer van enorme plunderingen. De prins ging terug naar Luik, alles mislukte en uiteindelijk ontbond hij het leger in Noord-Frankrijk. Het gevolg van deze actie was dat Alva het centrale gezag nog meer versterkte. De vervolging van protestanten werd met nog meer kracht voortgezet.
De laatste graaf van het nog steeds zelfstandige Horn, Filips van Montmorency, beter bekend als "de graaf van Hoorne", was samen met Graaf Egmond één van de leiders van het verzet tegen Filips II van Spanje. Hun onthoofding in 1568 op de Grote Markt in Brussel werd het definitieve sein voor de Nederlandse opstand. Na die terechtstelling en bij gebrek aan een mannelijke erfgenaam kwam Horn terug in een personele unie met het prinsbisdom Luik. Het werd namens de prins-bisschop bestuurd door de hoogdrossaart. Het had een statenvergadering, bestaande uit de bezitters van de heerlijkheden en afgevaardigden van de schepenbanken van Haelen, Neer, Roggel en Heythuysen.
1572
We zagen al hoe het land van Loon door de troepen van Oranje geplunderd werd. Maar ook zonder die troepen was het in die tijd niet pluis. Roermond, nog nauwelijks bekomen van de stadsbrand moest toch voldoen aan de extra bede van de koning van Spanje, af te dragen in Arnhem waar het hof van Gelre zetelde. Dit ging steeds in termijnen. De tweede termijn was bij elkaar geschraapt, toen moest die veilig vervoerd worden. Te land was zeer gevaarlijk. Met name Rooversheide bij Reuver was berucht.("diewyle op Rouvers heide seer periculoes uund kortz vast vill uund verscheiden rouverien uund geweltlicke spolieronghen van den straetenschenderen aldair gedain siin") Men besloot dan maar een schip over de Maas te nemen. Ter hoogte van Tegelen gebeurde een ramp. Vrijdag 21 maart verging het schip ter hoogte van Tegelen, de inhoud verdween in het water, een man verdronk, de rest wist zich te redden. Ondanks verzoeken om kwijtschelding na deze ramp moest het geld ten tweede male bij elkaar geschraapt worden.
(Limburgs jaarboek 1917, eerste aflevering, Dr. J.S. van Veen pag. 25-27)

De ellende voor Roermond was nog niet voorbij. Nog datzelfde jaar ondernam Willem van Oranje een tweede poging om het gebied onder controle te krijgen en de Maas over te steken. Vanuit het Noordoosten trok hij steden als Geldern ten oosten van Venlo in. Voor hij de stad introk schreef hij een brief aan de drost van Geldern, waarin hij zijn eisen formuleerde: 1. Privileges van bestuurders blijven gehandhaafd. 2. Godsdienstvrijheid moet worden gewaarborgd. 3. Verbannen burgers vanwege godsdienst moeten kunnen terugkeren. 4. Soldaten moeten na binnentrekken van voedsel en onderdak worden voorzien. 5. Onder die voorwaarden wordt niemand iets kwaad gedaan. Vervolgens probeerde hij de Maas weer over te steken. Venlo hield stand, maar Roermond werd stormenderwijs ingenomen. 23 geestelijken werden vermoord en de hele stad geplunderd. Zie de aparte pagina over de plundering van Roermond. Kasteel Hillenraad in Swalmen werd gebruikt als tijdelijke plaats voor Willem van Oranje en zijn manschappen om te bivakkeren. Vanuit Hillenraad schreef Willem van Oranje drie brieven en tijdens zijn verblijf werd daar ook een brief aan hem bezorgd. (Augustus 1572). Een samenvatting van een van deze brieven geeft aan dat wat er in Roermond gebeurde waarschijnlijk niet op gezag van de Prins plaatsgevonden had:

23-8-1572
Correspondent Aan bevelhebbers van het krijgsvolk
Aan commandanten van schepen
Verzendplaats Hellenrade kamp
Inhoud: Gebiedt de bevelhebbers van de troepen en de commandanten op de schepen de katholieken en hun bezittingen met rust te laten. Geroofde goederen moeten in handen van de stadsbesturen worden gesteld.
Incipit Alsoo tot onser kennisse gecomen es, dattet chrijchsvolck, twelck wij nu in het.... etc. Opmerkingen Plakkaat. Afschrift van de afkondiging zoals die op 5 september 1572 in Delft is gedaan. Blijkens de contemporaine kopie Hoge Raad van Adel (Den Haag) en de editie Bor, Oorsprongk Nederlandsche oorlogen op de pliek medeondertekend door N. Brunynck.

Een van de andere brieven is gericht aan keizer Maximiliaan II van Oostenrijk, waarin hij zijn plan om Alva aan te vallen rechtvaardigt en hij weigert het gezag van Maximiliaan te aanvaarden. Dit naar aanleiding van een oproep van Maximiliaan op 15 juli om het verzet te staken.

Ook dit keer liep de veldtocht op niets uit. Na een eind Brabant ingetrokken te zijn moest hij zich via Weert en Roermond weer terug trekken en ontbond daarna zijn leger.
De Spaanse troepen lieten het er niet bij zitten en trokken ook Roermond en Weert in om de macht daar weer te herstellen. Enkele jaren later deed Lodewijk van Nassau een poging. Zuid-Limburg werd geteisterd, diverse abdijen werden geplunderd en in brand gestoken. Nu hield Roermond en ook Venlo stand. Meer over het beleg van Roermond van 1577. Het leger trok noordwaarts richting Mook, maar aan de andere kant van de Maas werd het achtervolgd door een Spaans leger. Dit trok bij Mook over de Maas en hakte het leger van Lodewijk van Nassau volledig in de pan. (Slag op de Mokerhei)

1577
Na de ontzetting van Roermond door Spanjaarden en Duitsers bleven dezen nog twee jaar in de stad. Deze Spanjaarden, samen met muitende Duitse vendels, maakten zich in de stad bepaald niet geliefd. Bisschop Lindanus moest zelfs alweer hals over kop vluchten, nu niet voor de Staatse troepen maar voor de muitende soldaten van de tegenpartij. Venlo met Staatse soldaten probeerde dit garnizoen te verjagen, maar dat mislukte door tussenkomst van een Spaans ontzettingsleger.

Op nevenstaande tekening zien we "de Brigitten Schans" in Beesel.
(Detail Smabers B9/106, 1781)

Uit deze tijd dateert ook een schans, aangelegd in Beesel door de Spanjaarden. Dit aarden fort, genaamd de "Brigittenschans", werd op 1 februari 1579, de feestdag van de heilige Brigitta, voltooid. Het was bedoeld ter verdediging van een schipbrug over de Maas. De enige vermelding van de benaming "Brigitten schans" dateert uit een verkoop uit 1645, waarin de schans zijdelings genoemd wordt. Later werd de schans ook wel Bentheimer schans, Dode Schans, Hooischans en Batavieregaat genoemd. (De graaf van Bentheim was heer van kasteel Nieuwenbroeck in Beesel)

Kern van de verzetshaarden in deze streken waren Venlo en Maastricht. In 1576 waren nog Spaanse soldaten in Maastricht, die ongedisciplineerd de stad teisterden en plunderden. Een jaar daarna vertrokken ze, waarna de stad een Staatse bezetting toeliet. Maar de hertog van Parma veroverde in 1579 na een uitputtend beleg van een half jaar Maastricht, waarna deze stad volledig werd geplunderd. Zie met name ook: Krijgshandelingen Parma (Alexander Farnese) in 1578 en 1579 (Zeer uitgebreid artikel over de inname van Maastricht in 1579 en de krijgshandelingen in de omgeving die er aan vooraf gingen. Kopie van uitgebreid artikel uit 1890.) Het land van Loon was weer het volgend slachtoffer, nu van Spaanse plunderingen. Net voor hij Venlo wilde gaan veroveren dwongen problemen richting Frankrijk hem zich uit deze streken tijdelijk terug te trekken.

Frans Hogenberg, 1578. Plundering van Maastricht, 1576
(uit "de tachtigjarige oorlog", B.G.J. Elias)

Pestepidemie en komeet
In 1567, 1568, 1574 en 1577 en 1598 waardde een pestepidemie door met name Roermond. In 1598 kwamen door de pest 1400 burgers en bijna 100 kraamvrouwen in Roermond om! Bij het intreden der Pest-ziekte maakte men een pestazijn, die op het stadhuis of bij den pestmeester te verkrijgen was. De besmettelijke huizen werden kenbaar gemaakt met een blikken plaatje, waarop de Zoete Naam Jezus of I.H.S. geschilderd was; ze werden zes weken potdicht gehouden. Men had een Pestmeester, die met zijn vrouw de zieken verzorgde tegen ettelijke stuivers per dag en een paar voeder kolen per jaar.
"Uit: Roermondse Ontwikkelingsgang van A.F.van Beurden.

In 1577 was er een komeet te zien. Die werd door de mensen in verband gebracht met de vreselijke dingen van die tijd (plundering Roermond, pestepidemie)

(Kroniek Roermond)" In desen verleden leste daegen heeft sich des avondts weijnig een uhr nae den sonnen onderganck laeten sien eene starre aen den hemel ende scheen langer dan 4 uhren haeren loop nemende naeden westen mit einen schroomelicken langen stert van vuijrige straelen mit bloedvervigen damp vermingelt. De stert strekte sich naeden oesten, weijnigh hooger nemptlich oest suijdt oest ende nae gemeijnen oogenschijn was langer dan drije roeden, ende neichde sich villicht om seiner swaerte etwess nae dat ertrijck boochser wijse ende gaff sich uijttereen mit sijne straelen ende verschricklichen bloetvervigen damp, wie eijn geissel ofte roije: wat eijgentlich dese verschrickelijke starre bedeuden ende uijtbracht heeft, heeft der tijd genoeg geleert."

Een site, gelieerd aan de nasa, vertelt ons dat in November 1577 een uitzonderlijk heldere komeet te zien moet zijn geweest, met magnitude - 3. (hoe lager het cijfer, hoe meer helder. Vergelijk: Jupiter heeft als hij op zijn allerhelderst is magnitude -2,7. De helderste ster aan de hemel, Sirius, is nooit helderder dan magnitude -1,5. Vanaf 100 voor Christus tot 2005 is het slechts 5 keer voorgekomen dat een komeet een dergelijke helderheid had: in 837 de komeet van Halley, in 1402 komeet D1, in 1472 komeet Y1, in 1577 de hier vermelde komeet V1, en in 1743 komeet X1.
De site wordt nogal eens verplaatst en mogelijk in de toekomst opgeheven. Hier de gekopieerde inhoud.. De periode 1574 tot 1580 was overigens voor de stad Roermond en omgeving een van de zwartste..

1579: Unie van Atrecht en Utrecht
De Unie van Atrecht is een op 6 januari 1579 in Atrecht (Arras) gesloten overeenkomst tussen de gewesten Rijsel, Dowaai, Orchies, Artesië en Henegouwen als reactie op de opstand in de Nederlanden. De gewesten kwamen het volgende overeen: Voordat in de Waalse provinciën het Spaanse gezag volledig kon worden hersteld, moest overigens eerst nog het verzet worden gebroken van twee calvinistische bolwerken in Wallonië: Valencijn en Doornik.

Vooral het laatste punt maakte het voor de noordelijke gewesten, met een sterkere protestante invloed, onmogelijk om toe te treden. Als reactie op de Unie van Atrecht vormden zij enkele weken later de Unie van Utrecht. Hiermee verenigen zich een aantal gewesten, waarmee tevens een belangrijke bijdrage werd geleverd aan het totstand komen van Nederland in later eeuwen. Oppergelder, maar ook Brabant met o.a. 's Hertogenbosch deden niet mee. Limburg was nog steeds verdeeld in talloze kleinere stukjes. Sommige delen kwamen af en toe onder bestuur van de Nederlandse Republiek (zie verderop). Meer informatie over de Unie van Utrecht en de volledige tekst.

In 1580 was het Gelderse hof verplaatst naar Roermond. Het pretendeerde bevoegd te zijn voor het gehele Gelderse gebied. In Arnhem beweerde een Staats hof (onderdeel van de net gevormde Republiek) hetzelfde.

1582. Invoering Gregoriaanse Kalender.
De Juliaanse kalender is in 46 v.C. door Julius Ceasar ingevoerd. De christelijke kerk nam deze over. Het Romeinse jaar had geen 365,25 dagen per jaar, maar 365,2422 dagen. Een klein verschil, maar na 128 jaar liep men dus één dag achter. In de 16e eeuw was het verschil opgelopen tot 10 dagen, zodat dit invloed kreeg op de start van de seizoenen op de kalender. In de pauselijke bul Intergravissima van 24 februari 1582 droeg paus Gregorius XIII dan ook op, om op donderdag 4 oktober 1582 de datum voor de volgende dag te laten verspringen naar 15 oktober 1582. Verder gelastte hij om de eeuwjaren die niet door 400 te delen waren niet tot schrikkeljaren te bestempelen. Maar het duurde nog enige tijd voordat deze werkelijk werd ingevoerd in de verschillende landen. In de Nederlanden werd op 10 december 1582 bekend gemaakt dat op 15 december dat jaar ineens overgegaan moest worden naar de 25e december. De Staten-Generaal, Zeeland en Brabant volgden deze instructie. Holland ging over van 1 januari op 12 januari 1583. In de Zuidelijke Nederlanden ging men van 20 op 31 december (Antwerpen) of van 21 december op 1 januari 1583 (Vlaanderen) over. Het bisdom Luik ging van 10 februari over op 21 februari 1583. De Katholieke landen volgden vrij snel de instructie op om over te gaan tot deze Gregoriaanse Kalender. Utrecht, Friesland en Drenthe pas in 1700 en 1701. Een deel van Duitsland en Denemarken 1700, Engeland 1752, Zweden 1753, andere delen van Duitsland 1776 en Rusland pas in 1918. Roermond was al op 15 oktober 1582 overgegaan (volgens Dhr.van Bree, Gemeentearchief Roermond). Bij een onderzoek naar de voogdgedingen in Swalmen blijkt overigens dat Swalmen op 10 juli 1588 nog steeds rekent volgens de Juliaanse kalender. Als je wilt weten op welke weekdag een bepalade datum valt, ook Juliaans, open dan deze kalender.
Uit: The Catholic Encyclopedia Volume III, Twente Genealogisch 1998/1, Werken met Zeeuwse bronnen A´dam 1998
1584: Mislukte belegering Roermond
"De verschillende aanvallen door de Generale-Staten op eenige steden van ons land ondernomen, bijv.den 23 april 1591 op Stralen, bleven zonder gevolg. Om Roermond in den zomer van 1584 door overrompeling in te nemen bracht Graaf Philips van Nassau een korps van 1300 voetknechten op de been, welke den 19 augustus te Nieuwklooster bij Goch te samen kwamen. Den volgenden dag trokken zij naar Roermond waar zij des nachts om 2 uur verschenen. Op het oogenblik dat de vijand de stadspoort met buskruid wilde doen uiteenspringen werd hij door den schildwacht ontdekt, die terstond eenige schoten loste en daardoor de bezetting te wapen riep. De vijand trok naar Swalmen en Asselt terug "een instrument gelijck aan een langen draagboom met twee ijzeren tanden en van boven met eenen ijzeren haack sterk beslagen, achter latende."
Uit: Kroniek der Stad Roermond van 1562-1638. Door Friedrich Nettesheim Blz.44
1585
Toen ook Nijmegen onder Spaans gezag kwam in 1585, was alleen Venlo nog een Staats bolwerk in deze streken. Nadat eerst enkele andere plaatsen in Noord-Limburg weer veroverd waren, stond in december 1585 Parma met een leger van 10000 soldaten voor de poorten van Venlo. De inwoners gaven zich onder vrij gunstige voorwaarden over en kwamen er zo nog goed van af, Bisschop Lindanus kreeg de opdracht om er de kerkelijke orde te herstellen. Om een beeld te geven van activiteiten van de Spanjaarden in Midden-Limburg, het volgende bericht:

18 januari 1586
11 vaandels musketiers van het koninklijk (Spaanse) leger, die in Swalmen (aan de Maas) gelegerd waren, breken op en rukken via Wegberg, Tüschenbroich en Beeck in het ambt Wassenberg op en bezetten op 21 en 22 januari de dorpen Wanlo, Keyenberg en Holzweiler in het ambt Kaster (Dld.).
Karl L. Mackes: Erkelenzer Börde und Niersquellengebiet, Mönchengladbach 1985, blz. 321; W. von Mirbach: Kriegsschäden, welche das Herzogtum Jülich durch Einlagerung und Durchzüge spanischer und kurkölnischer Truppen in den Jahren 1568 bis 1589 erlitten hat. In: ZGAV 3, 1881.

1584-1587: Afsluiting Maas
Tussen 1584 en 1587 was de maashandel volkomen stil komen te liggen. De 7 verenigde provinciën hadden als tactiek gekozen: het uithongeren van de zuidelijke, door de Spanjaarden bezette Nederlanden. De maasschippers, die vanaf Dordrecht o.a. haring, zout, raapzaad, olie, boter, kaas en reuzel plachten te vervoeren tot aan Luik, bleven jaren werkeloos in Dordrecht wachten op betere tijden. In 1587 kwam de handel weer langzaam op gang, maar ondervond veel hinder door de strooptochten, die de Staatse garnizoenen gelegerd te Blijenbeek, Gelre en Wachtendonck ondernamen. Dan waren er ook nog de Spaanse garnizoenen in Venlo, Grave, Batenburg en Hedel, welke bovenmatig tol hieven, om de soldij voor de soldaten van te kunnen betalen. 5 juli 1587 werd Gelre weer terug veroverd door de Spanjaarden. Vanaf dat moment voer enkele maanden een Spaans oorlogsschip over de Maas om de maasschippers te beschermen tegen de Staatse plunderingen. De Hollanders gingen vervolgens bij hun tollen alle goederen uit en naar het zuiden zwaar belasten. In 1591 besloten de Spanjaarden hetzelfde te doen bij de tollen die in hun handen waren. De handel liep daardoor alweer tot een minimum terug.
(bron: publications 1886, artikel over maasschippers 16e en 17e eeuw Mulleneers, pag. 89-160)

1591
In 1591 werd Nijmegen terugveroverd door Maurits van Nassau. In de periode 1597-1599 waren er weer diverse veldtochten, van zowel Maurits als de Spaanse bevelhebber Spinoza door Limburg. Omdat er geen geld voor soldij was sloegen steeds meer soldaten aan het muiten, en een groot deel van de muitende troepen kozen Weert als actiecentrum. De bevolking kreeg enkele duizenden soldaten te voeden, wat uiteraard een zware last betekende. Het resultaat was verarming en braakliggend land. Omdat alles voortdurend geplunderd werd stopten de boeren met het telen van gewassen. De pachtbetalingen gingen echter gewoon door. Je kunt je voorstellen wat voor catostrofale gevolgen dat in sommige streken heeft gehad. Een nieuwe aanval van Staatse legers op Maastricht en Venlo mislukte. Ook in Beesel was het niet pluis. Hier gaat het om soldaten die in venlo zijn gelegerd, maar eigen rechter spelen in de omliggende dorpen. In de kroniek van Loe Giesen van 1600 staan enkele uitgebreide anecdotes, waarvan ik hier een deel overneem:

10 Augustus 1600. Zes soldaten uit Venlo hebben in Beesel Jacob van Obrouck doodgeschoten. Jan Wolfs, Jan, knecht bij Jacob van Obrouck, Niellis Geerckens, jongen 'op gen beeck' en de vrouwen die bij de beek wonen, zijn het dichtstbij geweest.
Na het voorval is de noodklok geluid en zijn de soldaten ca. ½ uur gaans gevlucht. Twee van hen zijn na een achtervolging 'geschoten', de andere vier zijn gearresteerd en naar het huis van de koster gebracht, die hen de volgende dag naar Kessel heeft gebracht.
Reeds op 30 juli 1600 had luitenant Adam van Stockum een soldaat en een 'trommensleger' naar Beesel gestuurd met twee brieven.
Op 10 augustus is Adam van Stockum met enkele soldaten in Tegelen bij Michaell Rijvers gekomen en heeft hier dreigementen aan het adres van Beesel geuit, zoals Arit den Schroer later van Michael vernomen heeft. Vervolgens trekken de soldaten verder in een ware strooptocht:

  • Bij Willem Hanen in Belfeld zijn 3 korenzeisen vernield, de 'scherp biers' ton met inhoud in huis omgegooid en een ijzeren stang uit een kar genomen en in huis stuk geslagen;
  • Bij Peter, zoon van de koster, het huis opengebroken en o.a. een stuk linnen stukgesneden en het huis overhoop gehaald;
  • Bij Tilman op den Bergh een arm 'to stucken geslagen und sein leiff blawe geslagen dat man hoem op ein karre hefftt motten helppen' en naar een arts in Venlo heeft moeten brengen;
  • Goertt op de Kleine Hove 'met roderen seer gestoten';
  • Peter van Helden eveneens gemolesteerd;
  • In Offenbeek pachter Leonart op de St.-Cornielis heren hof (= Onderste Hof) in elkaar geslagen, 2 grote koeiekuipen, 1 varkenstrog, 3 kleine koeiekuipen, en 2 melktobben vernield, de 'reipen' van een bierton gesloopt, de 'hexsell kist' stukgeslagen en het staal ervan gesloopt en meegenomen en het mes kromgeslagen, een 'pertz light ende licht rieme' stukgesneden zodat deze niet meer te repareren zijn, 2 ploegkettingen meegenomen en de melk in de kelder omgestoten;
Zo gaat de opsomming nog een hele tijd door.

Koning Philips was intussen tot de overtuiging gekomen dat er geen mogelijkheid meer bestond om de noordelijke gewesten ooit onder zijn gehoorzaamheid terug te brengen. Hij besloot daarom de Nederlanden van de Spaanse monarchie los te maken en als een onafhankelijke staat tot bruidschat te schenken aan zijn oudste dochter Isabella Clara Eugenia, die in de echt zou treden met aartshertog Albert van Oostenrijk, de Zoon van Keizer Maximiliaan II. Bij akte van 6 Mei 1598 stond Philips aan hen de souvereiniteit over de 17 provinciën erfelijk af, onder voorbehoud dat deze landen, indien het echtpaar kinderloos zou stierven, weer aan Spanje zouden terug komen. Pas rond 1604 voegen de muitende troepen in de contreien rond Roermond zich weer onder de gehoorzaamheid van deze "aartshertogen". De aartshertogen, zo noemde men Albert en Isabella, sloten april 1609 een twaalfjarig bestand met de Generale Staten. Hiermee werd voorlopig een einde gemaakt aan de oorlog, die al meer dan 40 jaar doffe ellende in deze gebieden had veroorzaakt.

 

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"