Cellebroeders

Afbeelding: Cellebroederskapel (wikimedia)

In de 14e eeuw verenigden zich een aantal lekenbroeders om zich te wijden aan het verzorgen van zieken en krankzinnigen en het begraven van aan besmettelijke ziekten overleden personen. De naam cellebroeders slaat op de gebrekkige huizen waarin ze woonden. Ofschoon slechts leken werden opgenomen werd de orde toch tot geestelijke orde verheven. De broeders leefden volgens de leefregels van Augustinus, met als patroon de H. Alexius, vandaar ook de naam Alexianen.

In Maastricht werd een cellebroedersklooster gesticht in 1438 op een terrein op de Brusselse straat. In 1469 verhief bisschop Lodewijk van Bourbon het broederhuis tot een conventueel huis. Vanaf toen weigerden de kloosterlingen dienst bij het verzorgen van zieken. Hierdoor ontstond een geschil met de magistraat. Bisschop Jan van Horn van Luik gaf de magistraat gelijk en bepaald werd dat de broeders de huizen die ze gekregen hadden moesten verlaten, ook mochten ze niet lid worden van een andere orde. Vanaf toen verzorgden ze alsnog weer zieken en konden toch blijven. In 1509, 1543, 1579, 1611, 1623, 1633, 1635, 1652 en 1669 heerste de pest in Maastricht. In die jaren lieten de cellebroeders zich van hun beste kant zien. Alle pestlijders werden naar een pesthuis achter het Minderbroedersklooster op de St. Pieterstraat gebracht. In 1669 was de pest zo hevig dat alle pesthuizen snel overvol waren. Nu werd het Antoniuseiland als pesteiland ingericht en werden de besmette personen er met een boot naar toe gebracht. de Capucijnen en de Cellebroeders, die veelvuldig met pestlijders in aanraking kwamen, liepen met een witte stok door de straten, zodat de inwoners hen konden ontwijken. Rechtbanken, scholen en werkplaatsen werden gesloten om verder besmettingsgevaar te voorkomen. Het werd een warme zomer. De sterfte was zo groot dat er geen mogelijkheid was om de lijken naar het kerkhof te vervoeren. De lijken werden zo met grote hopen in kuilen gegooid en bedekt met kalk. Omdat de eerste besmettingsverschijnselen op het gezicht te zien waren werd het vrouwen verboden sluiers te dragen.

In 1796 werd de orde op last van de Fransen opgeheven. Toen waren nog een overste en 12 broeders aanwezig. De kloostergebouwen werden in de Franse tijd achtereenvolgens ingericht tot gevangenis, bedelaarsgesticht en gasthuis voor gebrekkigen. In 1822 werd er de bank van lening gevestigd. Het kerkje vertoont nog de overblijfsels van een keurige gothieke architectuur. Het is overdekt met een prachtig gewelf, waarvan de bogen rusten op halve zuilen, die van kunstige gebeeldhouwde kapitelen zijn voorzien.

Een afbeelding van het klooster zoals het er uitzag in 1750 kun je zien op de maquette in centre Céramique in Maastricht. (Zie ook overzichtsopnamen van de maquette)

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"