Kruisheren

De orde van de kruisheren was aanvankelijk, net als die der tempeliers en de Duits orde, zowel een geestelijke als militaire orde. Ze ontstond gedurende de eerste kruistocht onder invloed van de Duitse Orde en werd vooral belangrijk na de val van Jerusalem. In Duitsland en Nederland was de eigenlijke stichter Theodorus de Celles, domheer van Luik en afkomstig uit Celles, een leengoed in het bisdom Luik. Hij trok in 1188 naar het H. Land en bij terugkomst ging hij naar Frankrijk om daar de dwalingen van de Albigenzen te bestrijden. In 1211 kwam hij terug en stichtte het eerste klooster te Hoei bij Luik. In 1215 werd de orde door paus Honorius III goedgekeurd.

De kruisheren volgden de leefregels van Augustinus, hielden zich dus ook voornamelijk bezig met onderwijs. In Maastricht werd het klooster gesticht in 1434. Eerst was het klooster louter onderkomen van doortrekkende kruisheren, in 1440 werd het een zelfstandig klooster. In 1471 was de kerk gereed. In de 18e eeuw werd het klooster bijna helemaal herbouwd. In 1796 werd het klooster opgeheven, 1 prior, 7 paters en 2 broeders moesten vertrekken. De gebouwen werden ingericht als militair munitiemagazijn, daarna tot kazerne. Tegenwoordig zijn kerk en klooster omgebouwd tot hotel.

Op de site "zich op Maastricht" lezen we ook nog: De priors, bestuurders van kruisherenkloosters kwamen sinds 1410 jaarlijks bij elkaar voor het algemeen kapittel in Hoei (België). De Kruisheren uit het land van Maas en Rijn overnachtten tijdens hun reis naar Hoei meestal bij geestelijken in Maastricht. In 1436 vond de Heiligdomsvaart in Maastricht plaats op het moment dat de Kruisheren onderweg waren naar Hoei. Er waren geen mogelijkheden tot overnachting. Daarom stelde de heer Egidius van Elderen enkele huizen aan de Kommel ter beschikking aan de kloosterlingen als overnachtingplaats.
Korte tijd later schonk hij de huizen aan de Kruisherenorde onder voorwaarde dat zij er een klooster zouden bouwen. Een aantal Kruisheren uit Venlo vroeg de benodigde toestemmingen aan bij het Kruisherenkapittel te Hoei, de bisschop van Luik, het kapittel van Sint-Servaas en de pastoor van de Sint Jan en stichtte vervolgens een klooster en kerk aan de Kommel. In eerste instantie bouwde men een noodkerkje met een dak van stro, dat in 1438 werd ingewijd. Later werd dit vervangen door het mergelstenen Kruisherenklooster, zoals we het nu nog kennen.
Tijdens de Heiligdomsvaart van 1440 werd de eerste steen gelegd. De bouw van het kloostercomplex verliep niet vlekkeloos. Door een tekort aan financiële middelen kon het gebouw niet in één keer voltooid worden. De Kruisheren waren afhankelijk van giften van de Maastrichtse bevolking en van de vrijwillige hulp van ambachtslieden. In 1459 waren het koor en de toren eindelijk gereed. In 1462 werd de pas gebouwde kerk getroffen door de bliksem. De toren stortte in. Ze werd weliswaar herbouwd, maar niet meer tot dezelfde hoogte. Het klooster werd tegen de zuidelijke kerkwand aangebouwd. In 1520 was het kloostercomplex pas voltooid. De Kruisheren hebben dus bijna een eeuw gebouwd aan hun onderkomen.
Aanvankelijk was de hoofdtaak van de Maastrichtse Kruisheren de bouw van het kloostercomplex en het vergaren van geld, giften en hulp hiervoor. De eigenlijke taken van de kloosterlingen, behalve hun religieuze taak waren gericht op de Maastrichtse samenleving. De Kruisheren bedienden niet alleen hun eigen kerk maar ook andere parochies binnen en buiten Maastricht. Ze verzorgden als priesters de missen voor de nonnen van het Bonnefantenklooster, de Grauwzusters en de Cellenbroeders. Ze hebben zich verdienstelijk gemaakt tijdens verschillende pestepidemieën, met name in 1529. Hun aanzien groeide zodanig onder het Maastrichtse volk dat het merendeel van de Kruisheren in de zestiende eeuw uit de stad afkomstig waren.Voorts waren de Kruisheren beroemd om het kopiëren, verluchten en inbinden van boeken.

In in een zijkapel van de oude kloosterkerk zijn mooi gerestaureerde muurschilderingen met afbeeldingen van de Heilige Gertrudis van Nijvel te zien. Een voorbeeld hiervan. De wandschilderingen tonen onder andere de bisschop die het klooster in Nijvel wijdt, de Heilige Gertrudis die de sluier aanneemt, Sint Gertrudis die een brand blust en voorts een schip in een stormzee dat wordt gered door het aanroepen van Gertrudis. Deze afbeeldingen geven een beeld van het leven van de Heilige Gertrudis. Ze werd geboren in 626 in Nijvel en stierf daar op 33-jarige leeftijd. Ze verkoos het kloosterleven boven het huwelijksleven. Toen ze 21 jaar was, werd ze abdis van het klooster in Nijvel. Twaalf jaar later stierf ze. Na haar dood werd ze vereerd als patrones van de reizigers en aangeroepen tegen ongedierte. In de wandschildering wordt naast het levensverhaal van Gertrudis ook de Sint Geerte-minnedronk afgebeeld. Voordat men op reis ging bracht men een toost uit op Sint Geerteminne, op een voorspoedige reis en een behouden terugkomst. Deze speciale verering van Gertrudis door de Maastrichtse Kruisheren vindt zijn oorsprong in de tijd voor het klooster gesticht werd. Immers de Kruisheren overnachtten elk jaar tijdens hun reis naar het generaal kapittel te Hoei op de Kommel. Lange tijd waren de Kruisheren dus geen bewoners van Maastricht maar reizigers. Aangezien Sint Gertrudis de patrones van de reizigers is, is het aannemelijk dat de Maastrichtse Kruisheren haar speciaal vereerden. Bovendien boden de Kruisheren in hun klooster onderdak aan pelgrims.

Een afbeelding van het klooster zoals het er uitzag in 1750 kun je zien op de maquette in centre Céramique in Maastricht, hier samen met klooster Calvarieberg. (Zie ook overzichtsopnamen van de maquette)

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"