Het bezoek van Czaar Peter aan Maastricht in 1717

In Publications 1916 staat een verslag van het bezoek van Czaar Peter aan Maastricht in 1717. We krijgen hier o.a. een indruk van een schouwspel, welk al vanaf eerste helft 16e eeuw regelmatig in Maastricht te zien was. Het doet een beetje denken aan de verslagen van de riddertoermooien en spektakelstukken zoals ze in de 17e eeuw plaats vonden aan de hoven van bijv. de vorsten van Mantua in Italië. Deze stukken werden op die plaatsen meestal instrumentaal ondersteund door koperblazers. Hierna volgt het integrale artikel, zoals opgetekend in Publications 1916

Toen Czaar Peter in 1717, na zijne reis door Holland, Frankrijk had bezocht, waar hij den 30sten April over Calais was binnen gekomen, en nadat hij dat Land den 21sten Juni had verlaten, vereerde hij, komende van Aken, den 27sten Juli de stad Maastricht met zijn bezoek. Daar had men groote toebereidselen voor zijne komst gemaakt. Gouverneur der vesting was toen de baron Daniel Wolfgang de Dopf, een Duitscher van geboorte. Den dag te voren, 26 Juli, gaf hij last aan een kapitein, een luitenant, een vaandeldrager met het vaandel, 2 Sergeanten, 50 grenadiers om naar Gulpen te marcheeren, alwaar hij vernomen had dat "zijn Czaerse Majesteyd" den volgenden middag wilde eten. Insgelijks werd een ritmeester met 50 ruiters gezonden om Zijne Majesteit herwaarts te convoieeren. Tevens werd een dubbele wacht gecommandeerd om den volgenden morgen met de parade op te trekken, bestaande uit een kapitein, 6 officieren, 16 Sergeanten en 400 man, die aan alle poorten en kleine posten op den wal werden verdeeld. Op 27 Juli zijn de gouverneur, de commandant der stad, generaal De Vilattes, en de meeste officieren van het garnizoen den Czaar tegemoet gereden tot bij het dorp Scharn, bij Maastricht. Te 4 uur des namiddags kwam hij van Aken bereden in een rijtuig met vier paarden; hij werd verwelkomd door den gouverneur en zijn gevolg, waarna men stadwaarts reed. Zoodra de koets binnen de poort was, begon men met het militair eeresaluut, bestaande in het lossen van 100 kanonnen tot driemaal toe, waarna de Czaar naar zijn logement is vertrokken. Hij logeerde bij baron de Crassier aan de Maas, in de thans afgebroken Bokstraat.

Het logies, hem door den gouverneur der stad aangeboden, had hij geweigerd; misschien wilde hij dezen den last van dit logies besparen, welke, naar al de berichten, welke, wij over zijn verblijf in Holland uit de gedenkschriften van den tijd bezitten, lang niet gering te achten was; want bescheidenheid en zindelijkheid behoorden niet tot de goede eigenschappen van den Russischen Monarch of liever van den "Czaar van Muscoviën". Doch laten wij ons verhaal vervolgen. Toen dan de Czaar bij Kerens was uitgestapt, kwamen de heeren van den Maastrichtschen magistraat hem verwelkomen en complimenteeren, wat vergezeld ging van de uitnoodiging om op het raadhuis het souper te komen gebruiken, wat Zijne Majesteit aannam. Om hem eere te bewijzen heeft de gouverneur hem het parool gevraagd, hetwelk Zijne Majesteit heeft gegeven. Na het souper verzocht de Czaar aan den Gouverneur om het fort van St. Pieter te mogen bezichtigen, waarop hij met de koets daarheen reed, alwaar de kanonnen driemaal werden gelost en Zijne Majesteit het fort van buiten en van binnen en de verdere fortificatiën bezichtigde, waarna hij te paard met zijn gevolg en veel officieren in den berg reed tot onder het fort.

In zijn logement wedergekeerd, reed hij om 8 uur naar het stadhuis, waar hij door den magistraat met eenige dames werd getracteerd. Hier ter plaatse is mij het oorspronkelijk verhaal van het bezoek des Czaars niet heel duidelijk en is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat met dit onthaal het aangeboden souper is bedoeld. De Czaar, die waarschijnlijk moe was van de lange reis, ging vroeg naar zijn logement en liet de heeren en dames op het raadhuis maar zonder hem dansen. Den volgenden morgen wachtte hem al vroeg een vermoeiende dag, want nog voor hij ontbeten had (of er moet een 2e ontbijt bedoeld zijn, een soort "déjeuner dinatoire", wat ik eerder geloof) werd hem een schouwspel op de Maas aangeboden, het zoogenaamd bestormen van den borcht, wat hij ook welwillend aannam.

Nadat een bijwacht was gecommandeerd om de Bat- en 0. L. Vr. poort en de Maasbrug te versterken, reed de Czaar met zijn gevolg naar de Maas, terwijl een cornet met 12 ruiters de Keizerlijke koets volgde. Aan de Maas op het Bat was een loge voor den Czaar opgericht, alwaar de beide hoogschouten en burgemeesters van Maastricht, n.l. die vanwege de StatenGeneraal, als Hertog van Brabant, en van den Prins-Bisschop van Luik, hem ontvingen. Hier wil ik mijne lezers het schouwspel voorstellen en wij laten den Czaar dus het ontbijt, dat de magistraat hem in zijn loge had aangeboden, rustig gebruiken, daar deze, zoo luidt het zooeven vermeld verhaal, al etende en drinkende den borcht heeft zien innemen. Op het klinken van twee kanonschoten zag men van boven de Maas kleine scheepjes aankomen, bemand met schippers, aan wier ambacht Keizer Karel V het recht had vergund dit volkspel van het aanvallen van het fort te vertoonen. Maar dit gilde heeft hij deze gelegenheid niet uitsluitend gebruik van haar recht gemaakt, want er waren onder de aanvallers van dit fort in de scheepjes ook personen, die niet van het ambacht waren, zelfs vreemden, zooals wij Zoo aanstonds zullen zien. Alle deze schippers of dilettant-schippers, of hoe zal ik ze noemen, waren gekleed in hemden en witte broeken. In het midden van de Maas was een borcht, of zeskantige toren, van hout opgericht, Langs welke van alle zijden ladders waren bevestigd. Dit gevaarte was ongeveer 20 a 25 voeten hoog boven den waterspiegel verheven en kon in het rond om een soort mast of paal gedraaid worden, terwijl twee man zich daarin bevonden om den borcht te verdedigen. Om een krijgshaftiger aanzien aan het schouwspel te geven, wierpen de verdedigers met granaten, terwijl de schippers hun geweer losten. Zoodra nu de scheepjes dezen borcht op zekeren afstand genaderd waren., sprongen de schippers in de Maas en zwommen daar op af, waarna zij trachtten om zich aan de ladders vast te, houden, wat aan velen niet gelukte, door de draaiende beweging van den toren, waarbij zij tot groote vreugde der toeschouwers de ladders moesten loslaten en in de Maas vielen. Met taaie volharding werd nu het bestormen door anderen hervat; ja het duurde wel twee uur eer de borcht was ingenomen, zoodat de Czaar, die wij aan zijn ontbijt gelaten hebben, ruim de gelegenheid had om .stevig te dejeuneeren. Eindelijk gelukte het aan een zekeren Hendrik Knops, een vreemdeling, om den borcht te nemen, onder luid gejuich der toeschouwers, en de Czaar zal het ook wel aardig gevonden hebben. Zeker is het, dat de magistraat er veel plezier in had, want bij Raadsbesluit werd Hendrik Knops op zijn verzoek, den 30ten Augustus. 1717 ingediend, met het burgerrecht begiftigd en hem de toelating tot het schippers-ambacht vergund, terwijl reeds den 9den Augustus tevoren bij Raadsbesluit aan "de gezamenlijke liefhebbers den borcht bestormd hebbende" 500 gld. en 7 tonnen hier elk ter waarde van 12 gld. werden geschonken. Nadat dit was afgeloopen, reed de Czaar, die nu zeker zijn ontbijt wel zal geëindigd hebben, met generaal De Dopf naar zijn prachtig kasteel van Nedercan, ook Agimont genoemd, niet heel ver van Maastricht, met prachtige wandelingen door het hooger op den St. Pietersberg gelegen bosch omgeven. Na het middagmaal verzuimde de vorst dan ook niet om een wandeling door het bosch te doen en den hof of tuin te bezichtigen. Toen dit bezoek geëindigd was, reed hij naar Maastricht terug, nam in zijn logement van den gouverneur en den magistraat afscheid en vertrok van bij de Maasbrug in het jacht van den heer De Bing, onder een driedubbele losbranding van al de kanonnen van de vesting, naar Holland. Wie ook plezier gehad heeft, de Gouverneur niet. De brave man (want dit was hij waarlijk, gelijk de geschiedenis getuigt, goed voor iedereen zonder onderscheid van religie) had zich te zeer vermoeid en afgemat. Hij overleed den 25sten April 1718 na een ziekte van eenige dagen.

In het voorm. Geref. Weeshuis in de Lenculenstraat te Maastricht, waar het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap in Limburg zijn museum heeft, ziet men een aardig klein model in hout van den borcht, die bij het geven van het waterschouwspel werd gebruikt.

(Annales de la soc. hist. et archéol. Maestricht, 1854-55 De Maasgouw, 1908).

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"