Geld in de 17e en 18e eeuw in Limburg

Zie ook: "geld in Roermond in de middeleeuwen"

In de 17e en 18e eeuw was in Limburg het meest gebruikte geldmiddel de Brabantse munt. Deze munt had als hoogste geldstuk het gouden pond, dan kwam de zilveren pattacon (dukaat), dan de zilveren gulden enz. Bij de jaarlijkse gemeentelijke schatting, zoals die in 1738 in Beesel, werden de bedragen uitgedrukt in guldens + stuivers, de beestenschatting in pattacon, schelling en stuyver. Hieronder een lijst met de vergelijkingswaarde van deze munten:

Brabantse munten waren geldig in bijv. Antwerpen, Brussel, Doornik, Arras, Maastricht, 's Hertogenbosch. Het Vlaamse pond was verder een geaccepteerde standaard van Brabant tot en met Nederland en tot aan Hamburg.

In 1598 benoemde Philips zijn dochter Isabella en haar verloofde Albert van Oostenrijk tot heersers over de (Zuidelijke) Nederlanden. Deze voerden een zeer actieve muntpolitiek waardoor hevige concurrentie ontstond met de overgewaardeerde, en dus winstgevende, leeuwendaalders en rijksdaalders uit de republiek. Ook in de republiek ontstonden steeds meer lichtere provinciale en stedelijke uitgaven. Dit resulteerde in het muntplakkaat van 1606 dat bijna een eeuw de basis vormde voor het muntwezen. Als belangrijkste nieuwe munt kwam de gouden rijder. Als reactie werd ook de Zuid-Nederlandse muntwet aangepast en begon men vanaf 1612 met het slaan van gouden souvereinen (pond) en zilveren pattacons en ducatons (rijders). Ook in de republiek zijn deze stukken vanaf 1659 in grote getalen geslagen.

Wat waren deze munten waard?

Rond 1625 kon men voor een duit een appel of een ei kopen, voor 2 stuivers kocht men een gekleurde aardewerken schaal of een pond kaas en voor een paar schoenen betaalde men 28 stuivers. Bij enkele onderdelen van het hoofdstuk over de ambachten staan nog wat prijzen vermeld, zie met name de onderdelen levensmiddelen en kremers.

10 juli 1638 waren de arbeiderslonen in Roermond: Timmerlieden in eigen kost 16 stuivers evenzo Schrijnwerkers, Metselaars en Leidekkers. Houtzagers 14 stuivers, Meesterknecht 12 stuivers, Leidekkers-jongen 6 stuivers, opperknecht 11 stuivers, zonder enige drank van bier of brandewijn. Halfgeld, als zij in de kost zijn. Van oktober tot laatsten mei 1 ½ stuiver minder. Strodekkers 8 stuivers in de kost, opperknecht 6 stuivers in de kost, 12 stuivers zonder kost en drank. 100 voet planken te snijden 30 stuivers zonder bier. Daghuur in de zomer 12 stuivers, in de winter 10 stuivers. Wasvrouwen 6 stuivers. Voor een malder te malten 9 stuivers, brouwers van het malder 8 stuivers. Korenmaaiers 14 stuivers, snijders 7 stuivers, grassnijders in eigen kost 18 stuivers. Voerlieden van de Maas naar de stad 3 stuivers. Van een morgen land te bouwen 2 gulden zonder kost of drank, een morgen te eggen 6 stuivers. Turfsteken daags 14 stuivers met drank. Verder regeling draaglonen.

Uit: Verdrachsboek der stad Roermond door A.F.van Beurden

Ook is interessant te kijken naar inkomsten en uitgaven van een parochie in de jaren 1741-1743 (Leuth), of de kosten van de festiviteiten rond een vrijheidsboom in Maasniel (1795)

25 maart 1701 kostte in Roermond het beste hamelvlees 4 1/2 stuiver, slechter 4 st., best rundvlees 4 st., middelbaar 3 st., slechter 2 3/4 st. best kalfsvlees 3 1/2 st., middelbaar 2 1/2 st., slecht 1 3/4 st. Een pot best bier kostte 2 st., slechter 1 st., 1 pond droge stokvis 4 st., een pond beste boter op de markt 4 1/2 st., de nadere boter 3 1/2 st., in de burgerwinkels 5 1/2 st., een "veerdel eyer" 7 st., een pot olie 14 st., een kop zout 14 st.
13 maart 1703 kostte zalm 10 stuivers, maassnoek 6 st., berff 4 st., truyten en postjens 4 st., aal en pricken 4 st., brasem, rutsen, moonen 2 1/2 st., geuven en gruysen 2 st., coemoelen en avelen 1 1/2 st.

Uit: De Handelingen van den Magistraat der stad Roermond 1596-1796, door A.F.van Beurden

Een indruk van de waarde van tweedehands huisraad kun je krijgen bij de verkoop van spullen uit de inboedel van een overleden schepen en diens vrouw in 1792 in Belfeld.

Koers van de munt in Roermond 1614.

Deze lijst geeft een prachtig overzicht over de gangbare munten in 1614 in Zuid-Nederland. De getallen achter de munteenheden zijn achtereenvolgens - "Gulden" - "Stuiver" - . Ook in Roermond was een munt, en waarschijnlijk gaat het dan ook om de plaatselijke gulden en stuiver, die te vergelijken was met de Brabantse.


Enkele voorbeelden van munten uit die tijd

Luik Pattacon 1679
Antwerpen Schelling 1621  

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"