De plundering van Roermond in 1572

Jos Habets beschrijft in deel 2 van de geschiedenis van het bisdom Roermond de plundering uitgebreid aan de hand van nog meer bronnen.

 

Vicente Carucho (1576-1638)

Het onderwerp van dit schilderij is de moord op de karthuizer geestelijken in 1572 in Roermond door de soldaten van Willem van Oranje. Het schilderij is een onderdeel van een reeks van 54 ontwerpen die ter voorbereiding voor de beschrijving van de geschiedenis van Sint Bruno werden gemaakt in opdracht van dom Juan Baeza, prior van de chartreuse El Paular (Castilië), in 1626. Drie en twintig van deze ontwerpen zijn bewaard gebleven, waarvan het Louvre Museum er in 1980 zes verwierf. Uiteindelijk zijn deze schilderijen, op basis van 14 doeken per jaar, tussen 1626 en 1632 opnieuw als definitieve versie geschilderd. Deze definitieve reeks wordt bewaard in het Prado-museum te Madrid.

Dit schilderij hangt in het Louvre. Een ander schilderij met hetzelfde onderwerp van deze schilder hangt in Spanje in het Museo de Belas Artes de Coruna.
Een immens schilderij, eveneens over de moord op de karthuizers kun je bijna dagelijks bezichtigen in het Stedelijk Museum van Roermond.

Op 23 juli 1572 veroverde Willem van Oranje vanuit Kasteel Hillenraed Roermond. Drie fragmenten over deze gebeurtenis van drie verschillende auteurs. Fr.Gijsbertus Hesse O.F.M. schrijft een boekje "De Martelaren van Roermond." Fragment uit dit boek:

" Prins Willem van Oranje had op Duitschen bodem een leger aangeworven, bestaande uit 17000 ruiters en 7000 voetknechten. Met deze geweldige krijgsmacht trok hij den 8 Juli 1572 bij Duisburg over de Rijn, om Gelderland en verder Brabant en Vlaanderen aan Spanje´s oppergezag te ontweldigen. Den 17 Juli verscheen een trompetter voor de poorten van Roermond, om in ´s Prinsen naam de stad op te eischen. Verscheidene welgestelde burgers waren reeds met have en goed naar Wassenberg en Heinsberg gevlucht. Daarenboven bevonden zich in de stad vele geuzen. De burgerij weigerde echter zich over te geven. Toch was zij niet zonder vrees en vroeg dus aan Montesdoca, gouverneur van Maastricht, om hulp, welke zij eerst geweigerd had te aanvaarden. Weldra kwamen er 140 manschappen ter verdediging aan. Oranje, die zich inmiddels den 21 Juli op het kasteel Hellenrade, slechts drie kwartier verwijderd van Roermond, gelegerd had, zond daags daarna nogmaals een trompetter met de vraag, of de stad zich alsnog wilde onderwerpen. Vergeefs ! De kleine bezetting, onder het bevel van den jeudigen Jan van Barlaymont, Heer van Floyon, en het meerendeel der burgers wilden liever den strijd aanbinden.

Kaart Roermond 1572 van Frans Hogenberg. www.historie.roermond.net

Opvallende overeenkomst toont de tekening van Walter Morgan, Engels huurling in het leger van Willem van Oranje.

Tegen middernacht begon de belegering. Vijf bloedige bestormingen volgden elkaar op. Het garnizoen bood dapper tegenstand. Tegen den morgen echter werd er verraad gepleegd. Terwijl de stad aan de eene zijde aangevallen en verdedigd werd, openden eenige "deugnieten" - zoals Alva den 28 Juli aan den koning van Spanje schreef - aan de andere zijde de poorten voor den vijand, met wien zij heulden. Het kleine garnizoen, nu ook in den rug aangevallen, moest zwichten voor de overmacht. (Professor Blok:"… de verovering tot ´s Prinsen bekommering, weder niet zonder moord en plundering, vooral van priesters en monniken, kerken en kloosters, kon geschieden en zoo weder, evenals dit in 1568 het geval was, een bedenkelijk gemis aan krijgstucht bij ´s Prinsen benden deed kennen.") Een schrikkelijk bloedbad werd aangericht. Goud-en bloeddorst en kwalijk verborgen godsdiensthaat gingen broederlijk hand in hand. De soldaten schenen geen menschen meer te zijn, maar duivels in menschengedaante of wilde dieren. Eerst stormden zij naar de woning van Bisschop Lindanus. Deze had nog geen eigen paleis, maar was voorloopig gehuisvest in het klooster der Reguliere Kanunniken. Ware de Kerkvoogd niet gevlucht, hij zou zeker als eerste slachtoffer gevallen zijn. Juist in dit vooruitzicht had de Herder zoo gaarne bij zijn kudde willen blijven, maar hij was bezweken voor het onweerstaanbaar en gebiedend aandringen der stadsregering. Nu koelde zich de woede aan zijn rijke bibliotheek, welke totaal vernield werd en aan zijne huisgenooten, van wie er drie - namelijk de Paters Arnoldus van Zomeren en Joannes van Gangelt en de leekebroeder Leonardus Leetgens van Swalmen - gedood werden. In het klooster der Karthuizers - op de Swalmerstraat gelegen en thans groot seminarie - werden negen Priesters en Diakens en drie leekebroeders op vreeselijke wijze omgebracht, terwijl de overigen zich slechts met moeite konden vrijkoopen of redden door de vlucht. Ook Paulus van Waelwijck, de secretaris van Bisschop Lindanus, vond er de gezochte martelkroon. Het Minderbroedersklooster in de Neerstraat had na het bezoek der beulen minstens één eerbiedwaardigen doode te betreuren. De Prior der Kruisheeren, Christophorus van Beesel, werd als een hond onder een kar vastgebonden. Overgeleverd zijn ons ook de martelingen, door den Deken der domkerk Theodorus Haen, door de beide kapelaans Bartholomaeus van Venraai en Godefridus van Stralen, door den Rector van Mariagaarde Joannes van Halen, door andere geestelijken en zelfs door godgewijde maagden onderstaan. "

Friedrich Nettesheim schrijft een kroniek van de geschiedenis van Roermond van 1562-1638. Hierin ook over de verovering en plundering van de stad.

"…..Derwegen dat ein eers.magistraet der stadt Ruermunde den heer gouverneur van Maastricht om bystandt ende secours aengesonnen, der ihnnen drye vendelen toegesaght, dan allein ein van 140 soldaten toegeschikt, d´weil hy dandere wegen die monsteringe nyet soe ilents en konde affvherdigen. Soe baldt dattet voirscr.een vendele was incomen, is der printz van Oragnien aende Aldekerk opgebroecken, om Ruremunde sich gelegert, des nachts etlicke porten affgebrandt, die soldaeten ende burger in stediger wachte gehalden ende alsoe opden derden dach des nachts ierstlich dryemael naerden anderen mit gewalt aengevallen ende besturmt ende daer naer noch inden morgenstondt op nieuws mit allen synen gewalt die stadt befallen ende soe eroevert, der burgeren, geistelicke ende weltlicke, veel erbarmlich ende insonders den Carthuser heren, doot geslaegen ende ombracht, die stadt gespolieert, veel gevangen ende geransonneert worden, oik eene nieuwe weth ende raedt aengestelt. Ende is de stadt in des princen gewalt gebleven biss totten 6 Octobris 1572, doen de prince selver daer uyt die vluchte weder genomen."

Walter Morgan, Engels huurling in het leger van Willem van Oranje, maakte een tekening en een kort verslag van het beleg van Roermond. Hij vermeldt hierin dat Roermond de enige stad in dit gewest is, die niet tegen de Spanjaarden in opstand was gekomen. Daarnaast geeft hij het volledige geschrift weer, welk Willem van Oranje aan de Roermondse burgerij aanbiedt op basis waarvan hij ze probeert over te halen om zich bij de opstand aan te sluiten. Daarna besluit Walter Morgan:

Na zijn tevergeefs verzoek beval de Prins dat er geweld gebruikt moest worden om hen, van wie hij gemeend had dat zij zich op vreedzame wijze overgegeven zouden hebben, aan te vallen. Enkele kolonels uit zijn regiment droegen terstond zorg voor het aanvoeren van ladders en andere daartoe benogdigde zaken en zij brachten enkele stukken geschut in stelling zoals op de tekening (zie hierboven) is aangegeven. Al deze zaken waren voor het wapenfeit in gereedheid gebracht. Toen stormden soldaten, die met hagelgeweren waren uitgerust, onder dekking van geschutvuur en met de kreet "alle hens aan de ladders" op de muren aan. De arme burgers waren totaal onbekend met het gebruik van vuurwapens in de strijd en vluchtten van de muren weg. Daar zij bovendien niet over ervaren soldaten beschikten die hun aanwijzingen konden geven voor de verdediging, bleek het niet moeilijk om de stad zonder veel bloedvergieten te veroveren. De prins verbleef hier van den dag van zijn aankomst tot zijn vertrek op 1, 2, 3 en 4 augustus 1572. Onder de burgerij waren bij de verovering van de stad 24 slachtoffers gevallen.

In het boek Graeterhof uit 2003 van Jaak Slangen staat ook nog informatie over deze plundering:

"Toen in de morgen van 23 juli 1572 de soldaten van Oranje de stad waren binnengekomen richtten zij een waar bloedbad aan. De moord op de twaalf Karthuizers is overbekend, maar in hun schaduw zijn anderen gebleven die al even gruwelijk om het leven zijn gebracht. Zo werden twee minderbroeders opgehangen, de deken van de domkerk deerlijk mishandeld en verwond. Een kapelaan werd om het leven gebracht, eehn andere in en put gegooid. De volksredenaar Reiner van Linter werd voor het altaar neergestoken en de hofkapelaan van bisschop Lindanus (die zelf bijtijds de stad had weten te verlaten) werd op onmenselijke wijze de dood ingejaagd. Uiteindelijk bezweek ook de poort van het Hiëronymusklooster voor het geweld van deze Oranjegasten. Daar zouden vier slachtoffers vallen. De prior werd vreselijk gefolterd, bleef desondanks in leven. Broeder Leonard Lutgens van Swalmen (de kok) en Joannes van Gangelt (de portier) werden gruwzaam vermoord. Arnold van Zomeren, een grijze priester die de geneeskunst beoefende, werd na het neertellen van honderd daalders opnieuw verkracht en neergesabeld."

In de Caroluskapel, onderdeel van het voormalige kartuizerklooster, wordt het gebeente van de vermoorde monniken als relikwie bewaard. In 1926 is onder een dikke laag kalk een deel van een muurschildering van rond 1500 ontdekt, dus nog voor de bewuste plundering. De schildering bevindt zich in een zijkapel van deze kerk. Deze in 1987 zorgvuldige gerestaureerde schildering heeft als voorstelling "het laatste oordeel" Links zie je het hellemonster met in de opening de duivel lucifer. Het deel met Christus als rechter op een regenboog met de wereld aan zijn voeten is verloren gegaan. Als een speling van het lot, als ware het een visionaire toekomstblik m.b.t. het lot van de kartuizers, zijn alleen de gruwelijke onderdelen bewaard gebleven. Veel informatie over het voormalige kartuizerkloostre is te vinden in het boek "Het geheim van de stilte" (zie belangrijke bronnen).

Foto september 2006
Pieter Simons

Deze prachtige kapel wordt tegenwoordig vooral voor concerten gebruikt. Het orgel uit 1740 van Picard wordt jaarlijks door wereldberoemde organisten bespeeld. De akoustiek wordt zeer geroemd. Achter het klooster bevindt zich een stadspark op het gebied van de voormalige kloostertuin, waarin o.a. nog enkele oorspronkelijke elementen te zien zijn.

Foto september 2006
Pieter Simons

In "historische opstellen over Roermond en omgeving" is er een uitvoerig onderzoek gedaan naar de bronnen m.b.t. de plundering van Roermond. (J. Meerbergen en Dr. B.A. Vermaseren). Er blijken een aantal bronnen te zijn uit eerste hand, van gevluchte geestelijken, die elkaar niet tegenspreken. Daarnaast zijn er latere bronnen. De zekerheid m.b.t. waarheid en overdrijving is nog steeds onduidelijk. Volgens sommige bronnen zijn er meer dan zestig mensen vermoord, volgens anderen (Willem van Oranje) slechts drie tot vier burgers. Het lijkt inmiddels toch vrij zeker dat in ieder geval 12 Karthuizers en vier andere geestelijken, daarnaast nog drie of vier burgers zijn vermoord. Verder heeft er een ongebreidelde plundering plaats gevonden. In ieder geval zijn geplunderd: het bisschoppelijk paleis en het Karthuizer klooster, maar waarschijnlijk nog meer gebouwen. Een mogelijke reconstructie van de gebeurtenissen op basis van meerdere bronnen kun je lezen in dit document. Het artikel in historische opstellen bevat nog een uitgebreide toelichting en literatuurverwijzingen. Een van de brieven in het Latijn is letterlijk overgenomen.

Twee jaar later, 10 maart 1574, voelt bisschop Lindanus, inmiddels terug in Roermond, zich daar nog steeds niet echt veilig. Dat blijkt uit een brief die hij schrijft aan de magistraat van Venlo waarin hij vraagt om tijdelijk onderdak in een klooster in de stad. Dit omdat er druk op hem wordt uitgeoefend vanuit "verscheiden Jonckeren ende Heeren" om "in tyts te vertrecken". De bibliotheek van het bisdom heeft hij dan al naar Venlo laten sturen. (Publications 1908, pag. 406-408)

 

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"