Tekeningen van Karin Deneer, Charles Hajenius en Anton Verhoeven Kraanpoort of Inopspoort. De allereerste parochiekerk bevond zich buiten de Kraanpoort (Inopspoort), terwijl de nieuwe een weinig meer Oostwaarts, net binnen de stadspoort lag. In 1410 begon men de grondslagen te leggen van het gebouw, dat nu nog dienst doet als parochiale kerk. Alle stukken bijna, die op de bouw betrekking hebben, zijn verloren gegaan, waarschijnlijk bij een van de grote branden van 1554 of 1665 Achter de Kerk. Aan de westelijke kant van de markt had men de hoofdingang van de parochiekerk en de toegang tot het kerkhof, terwijl ten N. van de kerk een doorgang was, welke naar de wal voerde Kerkstraat, een van de oudste straten Bi Inopspoort Visscherstraatje. Later St. Nicolaasstraat genoemd, waarschijnlijk naar een uithangbord Koolstraatje. In een verkoopakte van 1434, wordt gesproken wordt van een huys gelegen omtrent de Coolstraete achter de Muyre. Het was de straat waarover de kooldragers de kolen naar de markt droegen Brugstraat Brugpoort en brug over Roer. Deze oorspronkelijk losse brug voerde over de Roer en dit gedeelte van de stad, waar onder andere de Vismarkt was, heette oorspronkelijk over de Brug Voorstad St. Jacob. Naar de aan St. Jacob gewijde kapel, welke zich in dit gedeelte bevond Vismarkt en St. Jacobskapel. Deze kapel is in het begin van de tachtigjarige oorlog vernield en daarna niet meer opnieuw hersteld. Molenstraat en Molenpoort. Zij kreeg haar naam naar de molens aan de Roer, waarvan er reeds een genoemd wordt in de schenkingsbrief van Gerhard III aan de Maria-abdij. Naast de naam Molenpoort komt ook voor: Eselspoort. Luifelstraat. Deze naam kreeg de straat naar een luifel of gaanderij op de markt, (gelijk men in vele oude steden vond), zoals blijkt uit een verkoopakte, waarin gesproken wordt van een huis opten merckt onder de louwen Getske of Hanenstraatje. De enige maal, dat dit straatje in oude stukken genoemd wordt, werd het aangeduid als dat getzken, dair man achter die leuffe geit Zoutmarkt Neerstraat. De naam Neerstraat is gemakkelijk te verklaren, als men bedenkt, dat de kerk op een hoogte stond en dat de Neerstraat oorspronkelijk veel lager heeft gelegen, zoals bleek bij de rioleering van het Zuidelijk gedeelte van de stad, toen men in de Neerstraat de oude straat vond, bijna een meter lager dan de tegenwoordige. Begijnenstraat en begijnenpoort. Vlak voor het Minderbroedersklooster had men een thans verdwenen straat, de Begijnenstraat, welke uitliep op de Begijnenpoort. Deze hadden oorspronkelijk een klooster buiten de stad. Minderbroederstraat en Minderbroederklooster, in 1307 gesticht werd door Reinald I van Gelre, die hiervoor zijn curia Pott aan genoemde broeders afstond. Het Swartbroeck en Swartbroeckerpoort.Oorspronkelijk was hier slechts een slagboom, later een poort Wanmakerstraat Beggardenklooster. Gemeenschap van mannelijke begijnen. Schuitenberg. Deze straat liep evenwijdig met het Swartbroek. De naam Schuitenberg is niet geheel met zekerheid te verklaren. Waar nu nog in de vorige eeuw bij hoog water het verkeer door de Neerstraat alleen mogelijk was per schuit, is het niet te verwonderen, dat vroeger, toen, zoals we zagen, de Neerstraat nog aanmerkelijk lager was gelegen, de straat, die blijkens het tweede Lid, berg, hoger lag, bij hoog water zeer geschikt was, om dienst te doen als aanlegplaats voor de schuitjes, die het verkeer onderhielden. Bakkerstraat. De verbinding tussen de Schuitenberg en de Minderbroederstraat werd gevormd door de Bakkerstraat. Deze naam, welke ook voorkomt als Beckerstraet, is door verbastering ontstaan uit Beggardenstraat. De straat heette oorspronkelijk Vollerstraat, maar werd na het stichten van het klooster van de Beggarden of mannelijke begijnen, dat reeds in 1322 vermeld wordt, hiernaar vernoemd. Gasthuis H. Geest. Op de Schuitenberg werd in de 15e eeuw, krachtens het testament van Johan Pollart, een gasthuis gesticht welke liefdadigheidsinstelling ten dele onder stedelijk toezicht kwam Christoffelstraat Pelserstraat. Blijkens de in het archief van Roermond aanwezige amptsbrief van de pelsers, moest men bij deze naam niet alleen denken aan pelterijen, daar dit bedrijf ook omvatte het ingelden en wedervercopen van schaepfellen, Deck die selve plucken ofte bloeten wie insgelijcken vossen flouwijnen coninxvellen ende dergelijcke Oliestraat St. Joriskapel en St. Jorisgasthuis. Een van de oudste gebouwen van de stad, daar in 1259 Alexander IV op verzoek van de hospitaalbroeders van de H. Geest, een aflaat van 40 dagen verleende aan alle personen, welke bijdroegen tot voltrekking van het hospitaal Steenweg. Volgens Sivré lagen langs deze weg de stenen, die gebruikt werden voor de onderbouw van de Munsterabdij, of werden zij hierlangs vervoerd Bergstraat. Van de Steenweg voerde de Bergstraat met een steile helling (vandaar de naam) naar de Neerstraat. Varkensmarkt Markt. Met stadhuis, gewandhuis (lakenhal), vleeschhuis enz. Swalmerstraat. Van hieruit liep de weg naar Swalmen. De naam Swalmerstraat is wellicht ook genoemd naar Werner van Swalmen, kruisvaarder uit de 14e eeuw, die onder andere de abdij van de karthuizers stichtte. Wernerstraat en Wernertoren. Behalve in de namen Swalmerstraat en Bethleemstraat leeft de herinnering aan Werner van Swalmen nog voort in de Wernerstraat, die van de Swalmerstraat links naar de wal voerde en uitliep op de Wernerstoren St. Jansstraat en St. Janspoort. Evenwijdig aan de Wernerstraat liep de St. Jansstraat, waardoor men bij de St. Janspoort kwam. Op den Oever. Dit gedeelte strekte zich uit van de parochiekerk tot aan de Venloosche- of Moerkenspoort, en ontleende zijn naam aan de omstandigheid, dat het de hooggelegen oever vormde van de arm van de Maas, die, om welke redenen is onbekend, de St. Jans Maas heette. Lombardstraat of Hieronymusstraat. Zo genoemd naar de Lombarden uit het bekende geslacht de Montefija Schoenmakerstraat. In deze Schoenmakerstraat lag o. a. het grote steenen huis van Johan van de Berg, kanunnik van het kapittel van de H. Geest, en door hem aan genoemd kapittel vermaakt. Munsterstraat. De voortzetting van de Lombardstraat was de Munsterstraat, welke recht op de ingang van de Munsterabdij aanliep. Kapel en stichting H. Geest. Het belangrijkste gebouw in de munsterstraat was de kapel met bijbehorende gebouwen van de H. Geest. Van de stichting dezer kapel is niets bekend, maar daar in 1296 paus Bonifacius VIII de hospitaalbroeders van de H. Geest te Roermond in al hun bezittingen bevestigde, kunnen we de stichting zelf wel in 't midden van de 13e eeuw stellen, te meer, omdat, zoals wij boven zagen, dezelfde broeders in 1259 reeds bezig waren met het bouwen van het gasthuis op de Steenweg. H. Geeststraat Predikherenhuis. Behalve de gebouwen van het kapittel van de H. Geest, trof men in de Munsterstraat ook nog een andere vrome instelling aan, n.l. het Predikherenhuis, dat voorkomt in een koopakte van 1389 St. Jorisstraat. Kerkhof Munsterabdij. Munsterkerk en Munsterabdij. Dit Cistercienzerklooster werd uitsluitend bewoond door nonnen van hoge adel. Zo vinden we, om ons tot de omgeving van de stad te bepalen, de abdij vermeld als eigenares van molens op de Roer, van stukken land en tuinen tussen de stadsmuur en de Roer, van landerijen, beemden en grienden op der Visscher Oe, welke oorspronkelijk aan de graaf van Horn behoorden, van landerijen buiten de Maasnielerpoort etc. Langs het Klooster of Langs het Munsterkerkhof Hoge hegstraat. Men onderscheidde de Lage Hegstraat, welke liep van 't Munsterkerkhof tot aan de H. Geeststraat  en de Hooge Hegstraat voor het gedeelte tot aan de Swalmerstraat. De naam zal wel ontleend zijn aan de heggen, waarmede de eigendommen afgesloten waren. Lage hegstraat. Men onderscheidde de Lage Hegstraat, welke liep van 't Munsterkerkhof tot aan de H. Geeststraat  en de Hooge Hegstraat voor het gedeelte tot aan de Swalmerstraat. De naam zal wel ontleend zijn aan de heggen, waarmede de eigendommen afgesloten waren. Hamstraat. De Hamstraat liep langs de Munsterabdij en had aan deze kant ook een ingang. Ter verklaring van de naam kan misschien dienen de bij Kiliaen voorkomende betekenis van ham n.l. domus, habitatio, zodat aan deze kant het verblijf van de adellijke kloosterzusters  geweest zou kunnen zijn. Achter kloosterwand Achter St. Cornelis of Kruisherenstraat of Nieuwstraat, naar de kapel, welke in 1409 door een broederschap van twaalf ingezetenen in de nabijheid van de stadswallen werd gebouwd Klooster kruisheren. Nog onvoltooid was deze kapel van St. Cornelis, toen de broederschap, vermoedelijk wegens geldgebrek, haar overdroeg aan de Kruisheeren van Hoei, welke overdracht in 1422  werd goedgekeurd door paus Martinus V, waarna de Kruisheeren er een klooster bouwden. Klooster Mariagaerd. Verderop in Achter St. Cornelis werd in 1463 met toestemming van de magistraat een klooster van de orde van de H. Augustinus gebouwd, onder de uitdrukkelijke bepaling, dat in dit convent nooit meer personen zouden mogen zijn dan twee priesters mit eynen knechte, twintich jonckfrouwen soe gewylde als ongewylde ind ses off seven donatynnen die van de jonckfrouwen maegden syn Achter Mariagaard. : Sedert de stichting van het klooster heette dit gedeelte van de Nieuwstraat gewoonlijk : achter Mariagaerd. Veldpoort (Nielderpoort) en Cornelistoren Veldstraat Kaenjelstraat. In het West-Vlaams komt het woord kaanjel voor in de betekenis: goot, of dakgoot. Misschien mag hier met Sivré  gedacht worden aan een riool. Betleemstraat. Het verlengde van de Veldstraat, in de richting van de Swalmerstraat, heette oorspronkelijk in haar geheel: Bethleemstraat. Deze naam ontleende zij aan de kapel met gasthuis, welke door Werner van Swalmen in 1370, ter herinnering aan zijn bezoek aan het H. Land, gebouwd werd op zijn eigendom bij de Steeg. Karthuizerklooster. Behalve het huys van Bethleem, bouwden ridder Werner en zijn broeder Robinus in 1376 een klooster, dat zij ter beschikking stelden van de orde van St. Bruno (Karthuizers), terwijl zij tot onderhoud van een prior en twaalf monniken een deel van hun bezittingen te Swalmen, Herten, Merum en Herkenbosch afstonden. Venloosche poort of Moerkenspoort Steeg. In de Steeg had men blijkens het vermelden van huizen met ramen en raamsteden, lakendrogerijen. Voogdijstraat. Zo geheten naar de woning van de voogd, die aan het einde ervan naar de muurkant lag Voogdij. Oorspronkelijk had de woning van de voogd buten in Opsporten gelegen, maar in 1388 verklaarde Gadert van Vlodrop zich bereid, om, zoals wij vroeger zagen, zijn woeningh ind huysen te slechten tegen een vergoeding van stadswege van vijff hundert goede Gelres gulden ende eynen aven tyegelstein, welke laatste wel gediend zal hebben bij de bouw van de nieuwe voogdij. Het stuk land, waar dit gebouw verrees, heette de Driesch. Begijnhof. Dicht achter het klooster Godsweerd had men het Begijnhof, eerst niet, later wel door een zijstraatje met de Godsweerderstraat verbonden. Hier vinden we dus de Begijnen terug, die tussen 1311 en 1324, gelijk wij zagen, hun oorspronkelijk verblijf buiten de stad verwisselden voor een binnen de muren. Begijnhofstraat. Eiermarkt Klooster Godsweerd. In de buurt van het oude verblijf van de Begijnen buiten de stadspoort verrees in 1344 tussen de stadsmuur en de Roer een klooster van Franciscanessen, dat Emaüs heette. In 1483 kregen pater, mater en zusters van dit klooster verlof, om in de stad een stenen huis te mogen bouwen en te betrekken, wanneer bij een beleg de veiligheid van de stad het noodzakelijk maakte, het klooster af te breken. Daar het convent Emaüs, naar zijn ligging op een waard, ook wel Godswaard genoemd werd, ging deze naam ook over op het nieuwe klooster in de stad. Godsweerderstraat. Godsboomgaard of Broodboomgaard. Aan deze straat of weg vestigden zich twee burgermeisjes, die met enige gezellinnen de derde regel van de H. Augustinus aannamen en zich onder de bescherming van de Kruisheren stelden. Zo ontstond omstreeks 1425 het klooster Godsboomgaard of Broodboomgaard Schoolstraat. Of de straat waar de broodzusters verbleven en ook school hielden daarom Schoolstraat heet, of dat hier gelegen heeft de stadsschool, waarvan de scholieren in 1343 voor hertog Reinald II te Montfort op Kerstmis kwamen zingen, is bij gebrek aan voldoende gegevens, niet uit te maken. Dat bedoelde school geen kloosterschool, maar een stadsschool was, is op te maken uit het feit, dat de beide, toen bestaande kloosters, n.l. de Munsterabdij en het Minderbroederklooster, geen scholen hadden. Is deze veronderstelling juist, dan is het de school, waarvoor, blijkens een stadsrekening, in 1591 een nieuwe gebouwd werd bij de parochiekerk. Knevelsgraef Het Eemsel. Tot de stad behoorde buiten de poorten nog allerlei landerijen. Zo had je ten westen tussen de stadswal en de Roer het Eemsel, waar men verschillende tuinen en molens aan de Roer vond De Lanck. De weilanden buiten de Moerkenspoort heten de Lanck, gelegen tussen de Maas en het oude Christoffelkerkhof buiten de Inopspoort. Deze Lanck werd door de bewoners van de stad beschouwd als er bij behorende, en zij gebruikten dit terrein, om hun dode vee te begraven, kalk, hout en stenen tijdelijk te deponeren, terwijl vreemde kooplieden s' nachts hun vee er mochten weiden.