Geschiedenis van Valkenburg

Monumenten van Valkenburg

De teksten van deze pagina zijn voor het grootste deel ontleend aan wikipedia (juni 2015). De eigen foto's zijn gemaakt juni 2015

Spaans Leenhof

Het Spaans Leenhof is een voormalig leenhof. Het gebouw ligt op het Geuleiland. Ten zuiden van het gebouw aan de overzijde van de straat stroomt de Geul. Het is een in mergelstenen opgetrokken haakvormig gebouw met ionische pilasters, consolefriezen en een in- en uitgezwenkte topgevel. In 1661 of 1667 werd het gebouw gebouwd. Het werd toen gebruikt voor grondregistratie en pachtovereenkomsten van boeren. In 1663 werd als uitvloeisel van het verdrag van Münster een deel van het Spaanse deel van Zuid-Limburg aan de Staat der Nederlanden toegekend. Het grootste deel van het stadje Valkenburg werd Nederlands, maar de grens lag bij de rivier de Geul, alles ten noorden daarvan was Spaans. Spanje richtte daar een leenhof op om de Spaanse goederen in de verre omgeving te beheren. Sinds 1964 wordt het pand gebruikt door de VVV.

Oude Molen

De Oude Molen of Banmolen is een watermolen die gebruikmaakt van het water van het riviertje de Geul en staat midden in Valkenburg in de Nederlandse provincie Limburg. De molen is een rijksmonument. In de vroegste molengeschiedenis hadden de Heren van Valkenburg de molen in bezit. Vanaf 1648 was de molen in het bezit van de Raad van State van de Republiek der Verenigde Nederlanden. De inwoners van 25 dorpen en buurtschappen waren tot de Franse tijd verplicht om hier hun graan te laten malen. In de 19e eeuw bestond de watermolen uit twee raderen, waarbij het achterste rad (doorsnee van 5,12 meter en 84 centimeter breed) gebruikt werd voor het malen van graan en het voorste rad (doorsnee van 5 meter en breedte van 91 centimeter) gebruikt werd voor het pellen van gerst. In 1860 werd het grootste gedeelte van het pand gelegen op de linkeroever met de voorste molen afgebroken. Het werd vervangen door een groot molengebouw van mergelsteen en muurankers en had drie verdiepingen. De voorgevel werd toen over de molentak heen gebouwd en het voorste deel werd de "Groote Molen" genoemd. Het achterste deel van de molen ("Boerenmolen" genaamd) bleef gehandhaafd. Omstreeks 1865 werd het waterrad van de Boerenmolen vervangen door een ander rad met een doorsnede van 6,46 meter en was 92 centimeter breed. In 1876 kreeg de Groote Molen een waterrad met een doorsnede van 7 meter en een breedte van 325 centimeter. In de nacht van 21 op 22 december 1901 brandde de watermolen af. In verband met instortingsgevaar moest de topgevel worden gesloopt. De molen werd herbouwd en men verkreeg in 1902 toestemming van het provinciebestuur om het waterrad te vervangen door een turbine en de over de Geul gelegen gewelven van de voorgevel te vervangen door ijzeren balken. De bestelde turbine werd niet geleverd en de molen had toen alleen nog een waterrad. In 1919 kreeg de watermolen alsnog een turbine. In 1922 werd het maalbedrijf van de molen opnieuw ingericht. In 1960 kwam de molen stil te staan en verviel het pand langzaam aan tot een krot. In 1984 werd de molen gekocht door Alexis Maria Theodorus Plantaz, die de eigenaar is van de Muggemolen te Eijsden, en ging de Oude Molen gebruiken voor het malen van biologische tarwe en voor andere biologische producten. In 2003 werd het complex gekocht door Vereniging Hendrick de Keyser. In de periode 2004 tot 2006 werd het complex gerestaureerd waardoor de woningen weer bewoond kunnen worden.

Grendelpoort

De Grendelpoort is één van de drie middeleeuwse stadspoorten van Valkenburg. De sterk gerestaureerde poort van Limburgse mergel is sinds 1967 beschermd als rijksmonument. In 1329 werd de vesting Valkenburg belegerd door hertog Jan III van Brabant en verdedigd door Walram II, zoon van Reinoud van Valkenburg. Walram sneuvelde en na de inname werden de verdedigingswerken afgebroken. Bij de opbouw werd besloten het patroon van het stadje te veranderen om het in de toekomst beter te kunnen verdedigen. De bedding van de rivier de Geul werd iets verlegd naar het noorden en rondom de stadskern werd een stadsmuur gebouwd, voorzien van torens en drie poorten, en verbonden met het kasteel van Valkenburg op de Heunsberg. De stadspoort iets ten noordwesten van het kasteel wordt Grendelpoort genoemd.

De poort werd in de jaren na 1329 gebouwd, waarschijnlijk omstreeks 1335. De poort heette aanvankelijk anders, Bergerpoort, Maastrichtse Poort of Trichterpoort, naar de plaatsen waarheen de weg door de poort voerde. Aan de buitenkant van de poort lag een klein poortje, waarachter vroeger een put lag; de Grendelput. Deze put is lang geleden verdwenen, maar de naam van de poort is gebleven. Deze put wordt nog vermeld met een opschrift op een nabijgelegenhuis: "Dè neet van de gringel gedonken heët is geine richtige Valkeberger" (wie niet uit deze put gedronken heeft is geen echte Valkenburger)

Aan de Grendelpoort zijn door de eeuwen heen veranderingen doorgevoerd. In de buurt van de Grendelpoort heeft een toren gestaan, waar in 1464 het kruit en de geweren voor de bewaking werden opgeslagen. Ook was er een wachthuis voor de poortwachters die de toegang tot de stad moesten bewaken. (Zie ook de koperen afbeeldingen bij de poort uit 1967) Dit was bepaald geen overbodige luxe, vanwege de vele nachtelijke aanvallen. Over de poortwachters is bekend dat zij omstreeks 1440 vier Rijnse guldens ontvingen. In 1672 werd het kasteel van Valkenburg door de Staatse troepen opgeblazen om de oprukkende Fransen geen sterke vesting in handen te geven, daarbij werden ook de verdedigingswerken grotendeels verwoest. De Grendelpoort en de Berkelpoort bleven gespaard, evenals kasteel Den Halder en een klein deel van de stadsmuur. In 1784 moest een nieuwe poort in de Grendelpoort worden geplaatst. Omdat de poort bijna zeven eeuwen oud is, vergt deze veel onderhoud. De voorlaatste grote restauratie was in 1929-30. De gemeente Valkenburg werd er door de Rijksdienst voor Monumentenzorg op gewezen dat de twee overgebleven stadspoorten in zeer slechte staat verkeerden. De restauratie kostte 23.000 gulden, waarvan de rijksoverheid de helft betaalde. In 1967 werd de Grendelpoort een rijksmonument. In 2010 werd een valhek in de poort aangebracht. Tevens werd bij de zuidelijke toren een manshoog bronzen beeld geplaatst van een poortwachter en een plaquette aangebracht met de geschiedenis van de bewoners van Kasteel Valkenburg. In 2013 besloot de gemeente Valkenburg aan de Geul de afgebroken Geulpoort te herbouwen en de twee bestaande stadspoorten volledig te restaureren, waarbij onder andere de torenspitsen op de Grendelpoort herplaatst werden.

KasteelruÏne Valkenburg

De voor Nederland zeldzame ruïne van een hoogteburcht ligt op de Heunsberg, een uitloper van het plateau van Margraten. Het kasteel, ooit de burcht van de heren van Valkenburg, werd in 1672 verwoest maar is nooit geheel afgebroken. De Valkenburgse kasteelruïne is een belangrijke toeristische attractie en sinds 1967 een beschermd rijksmonument.

Waarschijnlijk was het Gosewijn I van Valkenburg (uit het Huis Heinsberg), die omstreeks het jaar 1115 op de Heunsberg nabij de Geul het eerste kasteel van Valkenburg bouwde. Deze fortificatie bestond uit een zware vierkante woontoren van 12 bij 18 meter. De toren was gebouwd van vuursteen en andere harde natuursteensoorten. Al in 1122 werd deze toren vernietigd door de legers van Boudewijn I van Leuven(?), op bevel van keizer Hendrik V. Op de plek van de verwoeste toren werd door Gosewijn II een nieuw kasteel gebouwd. Deze burcht had de vorm van een zware zestienhoekige toren van mergel. De doorsnede van dit gebouw was 15 meter en de muren waren twee meter dik. De burcht werd weer omringd door een palissade. Aan de voet van de burcht ontwikkelde zich een stadje, dat de naam 'Valkenburg' zou krijgen. Ook Gosewijn II kwam enkele keren in conflict met de Duitse keizer, wat in 1141 opnieuw resulteerde in de verwoesting van het kasteel en het stadje.

In 1170 overleed Gosewijn II en zijn bezittingen gingen over naar zijn oudste zoon Gosewijn III. Deze had een goede verstandhouding met keizer Frederik Barbarossa en verbleef vaak met hem in Italië. Gosewijn III ontving uiteindelijk de titel van graaf uit handen van de keizer. Het kasteel maakte in deze periode een grote ontwikkeling door. Omstreeks 1200 werd een tienhoekige toren gebouwd ter vervanging van de veel grotere zestienhoekige toren. De palissade werd vervangen door een stenen schildmuur en er verschenen tal van andere bijgebouwen op het kasteelterrein. Omstreeks 1250 stond er een complex waar de huidige putkamer, een deel van de huidige kapel en een voorloper van de huidige ridderzaal deel van uitmaken. Vooraanstaande leden van het Huis Valkenburg die in deze periode op het kasteel opgroeiden waren Engelbert II van Valkenburg, aartsbisschop en keurvorst van Keulen, diens nicht Beatrix van Valkenburg, koningin-gemaal van het Heilige Roomse Rijk, en Beatrix' broer Walram de Rosse, heer van Valkenburg en held van de Slag bij Woeringen. In de eerste helft van de 14e eeuw werd het kasteelterrein vergroot door middel van het storten van puin. De tienhoekige toren verdween. Hiervoor in de plaats kwam een groot gebouw met twee vleugels omringd door een ruime schildmuur voorzien van twee zware, ronde verdedigingstorens. In 1352 stierf de Valkenburgse dynastie uit en verwierf Brabant door aankoop het Land van Valkenburg. Toch bleef het kasteel van Valkenburg van belang. In latere jaren bewoonden de drossaarden namens de hertogen van Brabant het kasteel en zorgden voor de instandhouding van de verdedigingswerken. De drossaard Dirk van Pallandt zorgde er in 1465 voor dat het beleg door de Luikenaren kon worden afgeslagen.

Gedurende de middeleeuwen werd het kasteel diverse keren belegerd. In 1329 werd zowel het kasteel als de vesting grotendeels verwoest. In de Tachtigjarige Oorlog wisselde het kasteel enkele malen van eigenaar, maar de Staatse troepen onder leiding van commandant Stein van Callenfels wisten de burcht in 1644 definitief in handen te krijgen, waarop zij kasteel en stadswallen enige weken lang systematisch onder handen namen teneinde de Spanjaarden geen profijt meer te gunnen van de inname van Valkenburg. Zo werden ringmuren van het kasteel geslecht en werden torens zoals de Wolfstoren aan de zuidoostkant van het kasteelterrein van hun dak ontdaan en gedeeltelijk afgebroken.

Op 26 mei 1672 werd kasteel Valkenburg ingenomen door Franse troepen met als doel Maastricht te veroveren. Toen Staatse troepen op 6 december erin slaagden Valkenburg te heroveren werd besloten om het kasteel en de stadswallen zodanig te verwoesten dat de vestingstad nooit meer een bedreiging kon vormen voor voornoemde stad. De hoogteburcht werd op bevel van stadhouder Willem III opgeblazen en de vesting ontmanteld. Van de vesting Valkenburg zijn thans nog slechts de kasteelruïne, een verdedigingstoren (opgenomen in het stadskasteel Den Halder), twee stadspoorten (de Berkelpoort en de Grendelpoort) en een deel van de stadswallen over. Na een verwoestende stadsbrand in 1773 gebruikten de Valkenburgers de kasteelruïne als steengroeve om de verwoeste huizen in Valkenburg weer op te bouwen. De grote, bijna 30 meter lange noordmuur van het kasteel, die de wapenkamer afsloot, werd in zijn geheel gesloopt en ook de overige muren van het kasteel werden omver gehaald, gewelven werden ingeslagen en hardstenen raamomlijstingen uitgebroken. Op 5 augustus 1798 verkochten de Fransen, die sinds 1794 meester waren in de Zuidelijke Nederlanden, de Heunsberg met de kasteelruïne als domeingoed aan graaf Maximiliaan van Hoen te Neufchateau. Door erfenis kwam het vervolgens in bezit van de familie de Villers-Masbourg, die de kasteelheuvel in 1863 liet omheinen ter voorkoming van verder vandalisme. De in die tijd in Valkenburg woonachtige bouwmeester Pierre Cuypers maakte rond 1894 een plan voor de restauratie en gedeeltelijke reconstructie van de kasteelruïne. Het plan werd niet uitgevoerd. Op 27 december 1919 werd de kasteelruïne voor de prijs van 18.200 gulden overgedragen aan de Katacomben-Stichting. In de jaren 1923-1930 volgde een consolidatie van de bouwvallige kasteelresten. De huidige eigenaar, de Stichting Kasteel van Valkenburg, bestaat sinds 1924 en heeft als oogmerk de kasteelruïne en de bijbehorende Fluweelengrot voor het nageslacht te behouden en beide monumenten veilig en toegankelijk te houden. In 1953 werd de kasteelruïne opnieuw gerestaureerd.

H.H. Nicolaas en Barbarakerk

De kerk van Valkenburg werd voor het eerst genoemd in 1228. In 1281 werd ze parochiekerk. De kerk stond vlak bij de plaats waar in de 14e eeuw de Geulpoort werd gebouwd. De toren dateert uit het midden van de 13e eeuw, maar werd pas in 1463 voltooid. De huidige kerk kwam eveneens grotendeels tot stand in de 14e eeuw, maar werd in de 15e eeuw sterk verbouwd. Van 1633 tot 1819 was de kerk simultaankerk voor zowel katholieken als protestanten. De kerk werd door de eeuwen heen na branden en oorlogsgeweld diverse malen gerestaureerd en verbouwd, waarvan de uitbreidingen door Pierre Cuypers uit 1891 en die door zijn zoon Joseph Cuypers uit 1904 de meest ingrijpende waren. In 1983 werd de kerk voor het laatst gerestaureerd. De kerk heeft vanouds twee beschermheiligen, Nicolaas van Myra en Barbara van Nicomedië. Hun naamdagen liggen dicht bij elkaar: 4 en 6 december. De kerk van de H.H. Nicolaas en Barbara wordt ook wel "oude kerk" genoemd; dit ter onderscheiding van de andere katholieke parochiekerk in het centrum van Valkenburg, de kerk van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand uit 1961, de "nieuwe kerk".

Aan de zuidzijde van de kerk bevindt zich een plantsoen, waarop een perroen met een beeldje van Sint-Nicolaas is geplaatst. Aan de oostzijde bevindt zich een mergelstenen poortje, dat de toegang vanaf de Grotestraat afsluit. Aan de zuidzijde bevindt zich de pastorie. De kerk is een laatgotische pseudobasiliek uit de 14e eeuw met een transept en een oudere toren, die romaanse kenmerken heeft. Het koor werd rond 1830 verlengd. De westelijke aanbouw rondom de toren kwam tot stand onder Pierre Cuypers in het laatste kwart van de 19e eeuw. De overige uitbreidingen, waaronder de verlenging van de transepten, dateren uit het begin van de 20e eeuw. Het interieur wordt gedekt door gotische kruisribgewelven. De aankleding van de kerk is grotendeels het werk van Cuypers, hoewel de neogotische polychromie in 1965 na een brand is verwijderd. In het interieur bevindt zich een laatgotisch Mariabeeld van Jan van Steffeswert, dat mogelijk onderdeel is geweest van een marianum. Verder bezit de kerk een laat 15e-eeuws corpus, een geschilderd triptiek uit de tweede helft van de 16e eeuw met het leven van de Heilige Remigius, een marmeren doopvont uit ca 1600 en marmeren beelden van de HH. Nicolaas en Barbara uit het begin van de 18e eeuw. De twee eiken koorbanken dateren uit het begin van de 19e eeuw; het hoofdaltaar, de communiebank en de preekstoel uit 1905. De glas-in-loodramen zijn 20e-eeuws.

Kasteel Den Halder

Kasteel Den Halder is een stadskasteel in het centrum. Het direct aan de Geul gelegen kasteel is ontstaan uit een middeleeuwse verdedigingstoren, die onderdeel was van de vestingwerken van Valkenburg. Het gebouw is een rijksmonument. De naam Den Halder is afgeleid van het woord "houder", hetgeen betekent dat de toren bedoeld was om de vijand tegen te houden. De eerste vermelding van Den Halder als vestingstoren komt voor in een akte uit 1381 van de hertog van Brabant, die Valkenburg na een wekenlang beleg veroverde. De eerste met naam bekende bewoner is ene Peter van Ellerhorn, vermeld in 1573. Den Halder was toen blijkbaar reeds een bewoonde verdedigingstoren of donjon. Den Halder werd pas een echt kasteel in het begin van de 17e eeuw, met name door de grote verbouwing die Gerard van Meer in 1635 liet uitvoeren. Bij het kasteel behoorde een hoeve, een oliemolen, een grote boomgaard en andere landerijen, en enkele vijvers. In 1739 kocht de Maastrichtse schepen Peter Boomhouwer het kasteel van de Van Meers, om het vervolgens door te verkopen aan de burgemeester van Wezet. Achtereenvolgens wisselde het kasteel van eigenaar, tot in 1804 de in Limburg bekende familie Van Pallandt het aan Bertrand Loisel verkocht, een Fransman, die het in Valkenburg tot burgemeester bracht. De bij het kasteel behorende olie- en meelmolen aan de Lindenlaan kwam eveneens in zijn handen en werd onder zijn leiding verbouwd. Sindsdien staat de molen bekend als de Fransche Molen. Doordat Valkenburg zich in de 19e eeuw ontwikkelde tot vakantie- en kuuroord, was er grote behoefte aan bouwgrond voor hotels en buitenhuizen. Een deel van het landgoed werd door de gemeente aangekocht en ingericht als park. De Valkenburger Habets werd de nieuwe eigenaar van het kasteel en liet het grondig restaureren. Daarna waren de families De Casalette en Rooding eigenaren, waarbij het kasteel als kantoor in gebruik was. Tijdens de Tweede Wereldoorlog liep het behoorlijke schade op. Na de oorlog werd het kasteel door de gemeente aangekocht en opgeknapt. Het werd het onderkomen van het streekmuseum van Valkenburg en daarna van de provinciale VVV van Limburg. Kasteel Den Halder ligt aan het riviertje de Geul, de rivier stroomt langs de achtergevel van het kasteel. Het kasteel is opgetrokken uit Limburgse mergel en bestaat uit een rechthoekig gebouw, in 1635 aangebouwd aan een 15e-eeuwse verdedigingstoren. Deze Haldertoren is een vierkante donjon, die later als traptoren fungeerde. Het grotendeels 17e-eeuwse huis werd in de 18e eeuw gewijzigd. Naast het kasteel is een openbaar stadspark, het Halderpark, dat anno 2014 wordt gereconstrueerd, onder meer om de stadsgracht weer zichtbaar te maken.

Franse Molen

De Franse (Fransche) Molen is een watermolen die gebruikmaakt van het water van het riviertje de Geul en staat midden in Valkenburg. In 1804 werd op de rechteroever van de noordelijke tak van de Geul in Valkenburg een watermolen gebouwd door Bertrand Loisel die van oorsprong van Franse afkomst was. Vanwege zijn afkomst werd deze molen de Franse Molen genoemd. De molen was recht tegenover de oliemolen gebouwd (later als schors- of looimolen) die op de linkeroever was gebouwd en reeds in de 16e eeuw werd vermeld. In 1926 verkreeg men toestemming om de twee houten waterraderen te vervangen door één rad. Door problemen met de regeling van het water in de Geultakken kon het nieuwe rad niet eerder dan in 1929 worden geplaatst. Het waterrad was gemaakt van ijzer en had een doorsnede van vijf meter en een breedte van 1,9 meter. Kort na de Tweede Wereldoorlog werd de molen stilgelegd. In 2006 tot en met 2008 werd het molengebouw gerestaureerd.

Kruitmolen

De Kruitmolen (ook: Polfermolen genaamd) is een die gebruik maakt van het water van het riviertje de Geul. In de kruitmolen werd in eerste instantie buskruit geproduceerd. Later werd het een papiermolen en nog later werd zij gebruikt om elektriciteit op te wekken. De watermolen maakte deel uit van de bierbrouwerij De Leeuw. De molen staat in de Top 100 der Nederlandse UNESCO-monumenten en is een rijksmonument.

Op 9 november 1820 ontvingen Loisel en de Gebr. Riffer bij Koninklijk Besluit toestemming voor het oprichten van een kruitmolen. Zij waren buskruitfabrikanten van beroep en kwamen uit Altenkirchen in Pruisen. In de periode van 1830 tot 1839 gedurende het Belgische bewind over Limburg, lag de Kruitmolen stil. De vervaardiging van kruit ging door tot en met 1851. In 1875 werd het terrein met vervallen opstallen van de Kruitmolen door Bernard Edmond Loisel aan Duitse papierfabrikanten verkocht. Zij bouwden hier een molen voor het vervaardigen van papier. Het waterrad had toen een doorsnede van 5,64 meter en was 245 centimeter breed. In 1884 werd de productie van papier vanwege een mogelijke vervuiling en grote aanloopproblemen stopgezet. De papierfabriek werd openbaar verkocht. In 1887 werd er een filiaal van de firma Aachener Export Brauerei N.V gevestigd en ging een jaar later in bedrijf als bierbrouwerij. Het waterrad dat ze gebruikten was 6 meter in doorsnee en was 325 centimeter breed. In 1890 werd er een nieuw ijzeren Zuppingerrad met houten schoepen geplaatst en had dezelfde doorsnede als het oude rad, maar was echter 3 meter breed. Het waterrad dreef de hoofdtransmissie-as in de brouwerij aan. In 1921 werd de NV geliquideerd. Een nieuwe NV onder de naam Bierbrouwerij De Leeuw werd opgericht. De brouwerij werd door de jaren heen steeds verder uitgebreid en de molentak van de rivier de Geul werd grotendeels overkluisd zodat er meer ruimte beschikbaar was voor opslag. In het begin van de jaren zeventig dreigde de waterkracht-installatie verloren te gaan, maar de directie greep in om deze installatie te behouden.

Station Valkenburg

Station Valkenburg is gelegen aan het traject Maastricht - Heerlen en geldt als het oudste nog bestaande van Nederland. Het uit mergelblokken opgetrokken gebouw werd ontworpen door Jacobus Enschedé en werd geopend op 23 oktober 1853. Enschedé liet zich inspireren door het paleis van koningWillem II in Tilburg. In 1890 werden twee vrijstaande gebouwtjes aan de zijkanten gesloopt om plaats te maken voor langere vleugels. Het gebouw, dat geklasseerd is als rijksmonument, is nog steeds als station in gebruik. In 2005 werd het station verpacht en in oude staat teruggebracht. Sindsdien is er een restauratie, een kiosk en een modeltreinenwinkel in gevestigd. In 2009 werden de ruimtes van de modeltreinenwinkel heringericht met een expositie over toeristisch Valkenburg, over de geschiedenis van de Heuvellandlijn en over de ZLSM. Eind 2009 is het contract opgezegd en zijn de modeltreinenwinkel, de kiosk van de ZLSM en de restauratie gesloten. Aanvankelijk lag het station aan de lijn Aken - Maastricht, later kreeg het station aansluitingen naar Heerlen en Kerkrade (Miljoenenlijn). Alleen Heerlen - Maastricht is nu nog in reguliere exploitatie. De stations Houthem-Sint Gerlach en Schin op Geul aan deze lijn behoren ook tot de gemeente Valkenburg aan de Geul.

Kasteel Oost

http://www.kasteeloost.nl

Kasteel Oost is een kasteelachtig landhuis, gelegen aan de Oosterweg in een bocht van de rivier de Geul richting Schin op Geul. Het kasteel, dat omgeven is door een formele tuin en een landschapstuin, is een rijksmonument. De eerste vermelding van het kasteel zou kunnen dateren uit 1340. Een niet met name genoemde versterkte hoeve met landerijen op deze plek zou toen door de heer van Eys met toestemming van de schepenbank van Schin op Geul verworven zijn. In 1563 werd de naam "Hof van Oost" voor het eerst genoemd in een document, waarbij de dochters van Dirk Speckhouwers en Beatrix van de Biesen door vererving eigenaren werden van het landgoed. Op de kaart van Jacob van Deventer uit 1550 staat deze hof echter niet ingetekend. In 1587 werd het goed verkocht aan de drossaard Pieter van den Hoff (of: Hove). In 1624 en 1631 gingen de rechten van de heerlijkheid Strucht, waar Oost onder viel, over op de familie De Groot. In 1663 werd het goed opgedragen als een leen van het hertogdom Brabant. Na een overeenkomst door Adriaan II de Groot met de heerlijkheid Schin op Geul noemt de familie zich "heren van Oost op Geul". In 1724 trouwde de weduwe Maria Catharina de Groot met baron Maurits Hector Casimir van Hammerstein, die daarmee de nieuwe heer van Strucht werd. Van Hammerstein bekleedde enkele openbare functies waaronder commissaris van de adellijke stand. Hij zou degene zijn geweest die de stenen leeuwen bij de toegangspoort van het kasteel plaatste. Bij testament van de baron werden in 1763 als erfgenamen aangewezen zijn tweede vrouw gravin Anna Maria von Satzenhoven, samen met haar nicht Maria Anna von Satzenhoven. Deze laatste was gehuwd met baron Walter Nicolaas Ernest Joseph Laurens van Mettecoven. Hun dochter, Maria Anna Carolina Maximiliana van Mettecoven, was de volgende erfgenaam van kasteel Oost. Zij huwde in 1798 baron Frédéric Felix Eugène de Woelmont de Brumagne, die in dienst was van de Oostenrijkse Habsburgers, maar het kasteel was toen al door de Fransen geconfisqueerd. Twee jaar later overleed Maria Anna op 33-jarige leeftijd in Namen. Tijdens en na de Franse tijd was kasteel Oost jarenlang onbewoond, waardoor het in verval raakte. In deze periode fungeerde de kapel als bewaarplaats van goederen van de H.H. Nicolaas en Barbarakerk van Valkenburg.

Op de Tranchotkaart uit begin 19e eeuw is een omgracht gebouw te zien met vier vleugels rondom een rechthoekig binnenplein. Rond 1830 werd het landhuis aangekocht door jonkheer Louis Libert Guillaume Marie de Villers de Pité, lid van de familie De Villers de Pité. Deze liet tussen 1830 en 1839 ingrijpende verbouwingen en restauraties uitvoeren waarbij het gebouw zijn huidige uiterlijk kreeg. De zuidvleugel werd verbouwd in neoclassicistische stijl. Eén van de vijf dochters van Louis de Villers de Pité, Louise, trouwde met baron Frederik Hendrik Karel de Keverberg de Kessel, die evenals zijn schoonvader korte tijd lid was van de Tweede Kamer. Een andere dochter, Gabrielle Alida Josephine Charlotte de Villers de Pité, diende tijdens haar leven vier keizers als hofdame: Napoleon III van Frankrijk en Wilhelm I, Wilhelm II en Frederik II van Duitsland. In 1871 trouwde zij op kasteel Oost met de Duitse baron Karl Ernst Adolf von Schrader, die kamerheer was aan het Duitse keizerlijke hof. Nadat de baron in 1896 te Potsdam bij een pistoolduel om het leven was gekomen,[1] keerde Gabrielle terug naar Oost, alwaar zij in 1941 op zeer hoge leeftijd overleed. Haar dochter, Alide Eleonore Hortense von Schrader, trouwde in 1911 met de Duitse graaf Max von Wolff-Metternich zur Gracht en overleed in 1982 in Burg Satzvey nabij Euskirchen. Na de Tweede Wereldoorlog werd kasteel Oost als oorlogsbuit geconfisqueerd door de Nederlandse Staat. In 1950 werd het complex aangekocht door de gemeente Valkenburg-Houthem. In de jaren 1950 werd op een deel van het voormalige landgoed, grenzend aan de bebouwde kom van Valkenburg, de nieuwe woonwijk Oost aangelegd. Van 1951 tot 1971 had het kasteel de functie van landbouwschool en van 1979 tot 1981 was er een letterkundig centrum in gevestigd. In 1996 werden het kasteel en de bijgebouwen opnieuw uitvoerig gerestaureerd. Sinds 2010 is er The International Butler Academy in gevestigd. Daarnaast kan het kasteel gehuurd worden voor feesten en zakelijke bijeenkomsten. In het koetshuis is een café-restaurant gevestigd. Ernaast bevindt zich al tientallen jaren een populaire speeltuin. Het okerkleurige, in mergel opgetrokken kasteel, bestaat uit een hoofdgebouw, twee zijvleugels, een vrijstaand koetshuis en enkele kleinere gebouwen. Het hoofdgebouw heeft een landhuisachtig uiterlijk en werd in de jaren 30 van de 19e eeuw in neoclassicistische stijl verbouwd. De symmetrisch uitgevoerde voorgevel grenst aan de hofzijde en heeft een uitspringende middenrisaliet, bekroond door een fronton met alliantiewapen. De ingang bestaat uit drie identieke deuren aan een hoog bordes, bereikbaar via een brede trap. Daarboven bevindt zich een balkon. De deuren en ramen in het middenrisaliet hebben met elkaar verbonden rondbogen. De twee hoofdverdiepingen worden gedeeld door een zwaar geprofileerde kroonlijst. De bedaking bestaat uit een schilddak van leisteen. De lagere oost- en westvleugels waren in gebruik als dienstgebouwen. De met het hoofdgebouw verbonden westvleugel dateert uit 1775, getuige het jaartal op de windvaan op het dak. Delen van deze vleugel (o.a. de kruisvensters) dateren uit de 16e of 17e eeuw. De losstaande oostvleugel dateert uit 1830. Na 1959 zijn deze beide gebouwen ingericht als woningen. Het in een U-vorm gebouwde hoofdgebouw met de beide zijvleugels omgeven een binnenplaats (cour d'honneur) die toegankelijk is van de Oosterweg via een monumentaal toegangshek geflankeerd door pilaren met daarop twee stenen leeuwen. De achterzijde van het hoofdgebouw, grenzend aan de kasteeltuin, wordt gekenmerkt door een centrale, halfronde uitbouw met op beide verdiepingen drie rondboogdeuren. Op de benedenverdieping dragen vier Dorische zuilen een balkon, dat de gehele uitbouw omgeeft. Op de bovenverdieping vormen Ionische pilasters een voortzetting van de klassieke gevelopbouw. Een brede trap geeft vanaf het ruime bordes toegang tot een formele tuin in Franse stijl, die overgaat in een Engelse landschapstuin met een mini-zoo, grenzend aan de rivier de Geul. Aan de oostzijde van het kasteelcomplex bevindt zich een vrijstaand koetshuis. Daarnaast ligt een speeltuin.

 

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"